Opinie: In Koninkrijk geen dialoog
Men praat met elkaar, maar men luistert niet naar elkaar!
Door Robbin Martina
Na het bezoek van staatssecretaris Raymond Knops vorige week is het goed om de stand van zaken met betrekking tot de voorgestelde consensusrijkswet en de Caribische Hervormingsentiteit op te maken. Zijn de partijen, Curaçao en de verschillende lokale belangengroepen enerzijds en de Nederlandse regering vertegenwoordigd door de heer Knops anderzijds, dichter tot elkaar gekomen?
Zowel premier Eugene Rhuggenaath als minister Steven Martina menen dat er sprake is van een opening, maar blijven daar verder vrij vaag over. Ook de heer Knops heb ik vorige week meerdere keren horen zeggen dat hij bereid was om met partijen te overleggen. Maar in dezelfde adem voegde hij daar fijntjes aan toe dat er aan de juridische grondslag, de consensusrijkswet dus en de Caribische Hervormingsentiteit naar Nederlands recht (CHE), niet getornd wordt. Die komen er!
Dit zeer tot ongenoegen van de vakbondscentrales, Central di Solidaridat Sindikal, CGTC en SSK en vakbond DOEN. Hoewel de vakbonden het recht hebben om te protesteren, schijnen zij niet te begrijpen dat zij geen onderhandelingspartner zijn van de Nederlandse regering. De bonden maakten vorige week in ieder geval van de gelegenheid van het bezoek van de heer Knops gebruik om te protesteren en hun mening te verkondigen. ‘Wij accepteren uw voorstel niet’ en ‘Wij wijken geen millimeter af van het door ons ingenomen standpunt: wij pikken dit niet’. Deze stellingname, in min of meer dezelfde bewoording, was overigens ook in de Staten te horen afgelopen weken.
Een dergelijke stellingname, zeker onder de huidige omstandigheden en gesprekspartner of niet, lijkt mij onverstandig. Dit is waarschijnlijk eerder bedoeld om de Curaçaose regering onder druk te zetten. De vakbonden komen ongeloofwaardig over door enkel aan te geven wat men niet wil, maar daarbij vergeten aan te geven wat men wél wil en hoe dat dan zou moeten!
Het steeds weer aangeven dat Curaçao over voldoende capabele mensen beschikt en dat we het zelf allemaal wel zullen oplossen, klinkt als een grijsgedraaide langspeelplaat. Wij beschikken inderdaad over capabele mensen. Toch hebben wij sinds 2010 met al onze capabele mensen niet veel klaargespeeld op bestuurlijk niveau. Verder zijn de aantijgingen van koloniaal gedrag aan het adres van Knops, geuit door de bonden, ongepast en voegen zij niets toe. Men lijkt eraan voorbij te gaan dat voor effectieve communicatie de wijze waarop de boodschap wordt overgedragen, net zo belangrijk kan zijn als de boodschap zelf. Overigens, ook de heer Knops heeft zich schuldig gemaakt aan niet-constructieve communicatie met zijn ‘slikken of stikken’-benadering en zijn weigering om het voorstel te laten toetsen door de Raad van State.
De politieke partij PIN van oud-minister Suzy Camelia-Römer is de enige partij die met een concreet tegenvoorstel is gekomen voor de CHE en dat is zeker toe te juichen. In de door PNP georganiseerde bijeenkomst over de consensusrijkswet en de Caribische Hervormingsentiteit heeft professor dr. Frank Kunneman wederom haarfijn uitgelegd wat er juridisch allemaal schort aan het voorstel van staatssecretaris Knops. De tekortkomingen volgens Kunnenman zijn (1) de wijze van aanbieden, (2) het gebrek aan lokale democratische legitimiteit en controle, (3) onnodig zware bevoegdheden, (4) gebrekkige rechtsbescherming en (5) het ontbreken van een goede beëindigingsbepaling. Ik verwijs voor meer info hieromtrent naar de video-opname van de bijdrage van Kunneman en naar de verschillende bijdragen van Kunneman in de media.
Kunneman heeft het echter ook over enkele ‘mythen’, en dat trok mijn aandacht. De eerste mythe luidt dat er geen tijd is! De CAS-eilanden (Curaçao, Aruba en Sint Maarten) moeten nu beslissen. Kunneman is het met Knops eens dat als er niet snel hulp vanuit Nederland komt, Curaçao regelrecht afstevent op een sociaaleconomische ramp. Maar, zegt Kunneman, Nederland voert deze druk onnodig hoog op omdat zij in staat is om reeds nu de volgende tranche beschikbaar te stellen terwijl de dialoog nog gaande is. Met het beschikbaar stellen van deze tranche is de druk van de ketel en daarmee tijd gecreëerd, een belangrijke voorwaarde voor het bereiken van consensus. Mythe twee is dat een rijkswet niet goed zou zijn voor Curaçao. Kunneman wijst er terecht op dat de essentie van een consensusrijkswet hem juist ligt in het bereiken van consensus. Het ligt volgens hem niet aan de rijkswet ,maar aan de procedure. Staatssecretaris Knops kan niet met droge ogen volhouden dat er momenteel sprake is van consensus. Ook lijkt het niet realistisch om ervan uit te gaan dat op de ingeslagen weg consensus bereikt zal worden.
Terecht merkt Kunneman op dat de regering van Curaçao in een positie is beland welke bekend staat als ‘(You’re) damned if you do and damned if you don’t’. De Curaçaose regering kan niet akkoord gaan met een voorstel dat tegen de lokale wet- en regelgeving indruist. Men weet zich hierin gesteund door de Raad van Advies. Als men akkoord gaat, pleegt men in de ogen van velen ‘landsverraad’ en daarmee politieke zelfmoord. De Raad van State zal achteraf de nodige juridische kanttekeningen plaatsen bij de consensusrijkswet, maar zal constateren dat de Curaçaose regering desondanks met deze wet akkoord is gegaan en zich daarbij neerleggen. Als men niet akkoord gaat, zal het niet lang duren voordat Nederland met een Algemene Maatregel van Rijksbestuur (AMvRB) op de stoep staat en alsnog de hervormingen afdwingt.
Overigens zit de Nederlandse regering niet hierop te wachten. Als niet-jurist vraag ik mij af hoe een rijkswet zich verhoudt tot het bestuursrecht in Nederland. Houdt Knops zich wel aan de Algemene Wet Bestuursrecht van Nederland en dan met name aan artikelen 3.2 en 3.3?
Artikel 3.2: Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen. Is dit voldoende gedaan? Artikel 3.3: Het bestuursorgaan gebruikt de bevoegdheid tot het nemen van een besluit niet voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is verleend. Het verbod op ‘détournement de pouvoir’, verbod op ‘machtsverdraaiing’ of afwending van bevoegdheid of machtsafwending, is een verbod voor bestuursorganen om bestuursbevoegdheden te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor ze gegeven zijn. De bevoegdheid van de Nederlandse regering om de CAS-eilanden te ondersteunen kan conform dit artikel mijns inziens niet worden aangewend om hervormingen af te dwingen.
Effectieve communicatie en vertrouwen vormen de basis voor een succesvolle dialoog. Ik constateer op dit moment dat het zowel aan de Nederlandse als aan de Curaçaose zijde hieraan ontbreekt. Is er eigenlijk wel sprake van een dialoog? Men praat met elkaar, maar men luistert niet naar elkaar! Er vindt dus geen dialoog plaats. In plaats daarvan worden er monologen gevoerd waarbij men continu het eigen standpunt verkondigt. Naar elkaar luisteren is van uiterst belang. Het feit dat dit niet gebeurt doet mij denken aan de beroemde tekst die de Tsjechisch-Nederlandse dichteres Jana Beranová jaren terug voor Amnesty International maakte: ,,Als niemand naar niemand luistert vallen er doden in plaats van woorden.”
Laat me positief afsluiten met het volgende gezegde: ‘In de politiek is alles mogelijk!’. Curaçao en Nederland moeten, in het belang van beide landen, in staat zijn om het onmogelijke mogelijk te maken. En dat is een win-winsituatie bereiken, waarbij beide partijen geen gezichtsverlies leiden. Dit vereist inzicht, moed en leiderschap. Zowel Curaçao als Nederland hebben nog even om hiervan blijk te geven.
De auteur, Robbin Martina, was afgelopen zaterdag te gast bij het opinie- en discussieprogramma ‘Tertulia’ van radio Z86/Curom. Hij is werkzaam in het bedrijfsleven van Curaçao en was voorheen voorzitter van de Kamer van Koophandel. Robbin Martina is zelf niet politiek actief of gebonden, maar als oudste zoon van oud-politicus Don Martina (oprichter MAN) en broer van Economieminister Steven Martina (tevens huidig MAN-leider) is zijn maatschappelijke betrokkenheid een vanzelfsprekendheid.