De acceptatie van Isla-centen
Deze taalvervuiling wordt dagelijks vanaf twaalf uur herhaald. Zowat zestig jaar geleden las Tante Aukje de sprookjes voor. Dit ‘sprookje’ wordt voorgelezen door Incognito. Regelmatig herhaalt de radiopresentator de laatste zin. Weg illusie dat het radiostation een integer station is. Is dit die mediacratie waar Schotte zich zo druk om maakt?
Toen viel mijn oog op S.O.S. en ik vrolijkte wat op, want in dat artikel beschrijft Robert Schnog wat de Isla-stank pas echt ondraaglijk maakt: handjeklap tussen de regering en PdVSA, terwijl diezelfde regering door de rechter juist is opgedragen om Isla aan de hindervergunning te houden. Dat handjeklap is volgens Schnog voor onze bereidheid tot tolerantie een ‘point of no return’. Hij is met het artikel een van de weinigen die zijn mond open durft te doen en/of de vroegtijdige dood van achttien mensen per jaar een protest waard vindt.
Laten we wel wezen, welke van de instituties die zich openlijk behóren te distantiëren van achttien doden, deed dat ooit? Organisaties van alle schakeringen protestanten, joden en moslims zwegen als achttien graven. De rooms-katholieke kerk spreekt wel door ieder jaar de Isla-kerststal als symbool voor eeuwig leven te zegenen. Hoewel eigen personeel en leerlingen ziek worden, zwegen ook de onderwijskoepels, net als de vakbonden. Volgens www.marchapolushon waren alle genoemde instanties uitgenodigd voor de mars. Van geen enkele werd iets gezien of gehoord. De vakbonden, gestoken in Chávez-pakken, demonstreerden zelfs tegen. En de KvK, de VBC, de Tula-kraaiers? Zij zwegen ook. Wie niet?
Ook de politici zwegen. Slechts Alex Rosaria was aanwezig. In 1974, vijf jaar na de opstand van 1969, die de Amigoe destijds toeschreef aan ‘etterende bestaansvoorwaarden’, signaleerde Prof. René Römer binnen overheid én samenleving (hij vermeldt als voorbeelden: televisie, radio, handel- en bedrijfsleven, politieke partijen) een ‘onbegrijpelijke onverschilligheid’ voor sociaal-educatieve vorming, met als gevolg dat ‘de vorming van individuen die zich bewust zijn van hun plaats en verantwoordelijkheid in de samenleving’ verschraalt. Het grote zwijgen thans rond de Isla is daarvan de vrucht en toont tegelijkertijd aan dat die onverschilligheid nog steeds bestaat. Het zijn dat zwijgen en die eindeloos rekbare tolerantie die verantwoordelijk zijn voor het voortbestaan van etterende bestaansvoorwaarden zowel op het sociaal-maatschappelijke vlak als, in de vorm van de Isla, op het vlak van milieu en gezondheid.
Curaçaose ethiek staat dus veertig jaar stil.
Terwijl elders mensenrechten door overheden werden erkend, speelt hier de overheid handjeklap met een moorddadige fabriek en bedondert zij de rechtbank met leugenachtige brieven. Terwijl elders bedrijven begrepen dat er ‘business ethics’ bestaan, lappen Curaçaose bedrijven die ‘ethics’ aan hun laars. Terwijl elders media en reclame-industrie ethische codes volgen, aanvaardt deze zender moordenaarsgeld voor het uitzenden van een collectief doodvonnis voor achttien mensen per jaar.
En Incognito, de stem die dat vonnis uitspreekt? Heeft hij ooit ergens naast mij op een barkruk gezeten? Hebben we elkaar toen een drankje aangeboden? Luguber idee. Ook andere Incognito’s verdienen hun centen met goedpraten van achttien doden. Bijvoorbeeld de tekstschrijvers. Waarschijnlijk werken zij bij een keurig reclamebureau. Als zij achter hun tekst staan, is er geen reden om zich niet bekend te maken. Dan durf ik weer op een barkruk te gaan zitten, maar wel een eindje verderop.
Hans van Hulst, Curaçao