Bestuurlijke aansprakelijkheid Aruba verder dan Curaçao
Ministers op Aruba kunnen al lang op basis van de Arubaanse Comptabiliteitswetgeving persoonlijk aansprakelijk gesteld worden voor misbruik of verkwisting van overheidsgelden, zo blijkt uit een op Aruba uitgesproken vonnis in 2009 tegen de toenmalige minister Glenbert Croes (OLA). Een jaar later, in 2010, wordt dit vonnis in hoger beroep onderschreven. De Comptabiliteitswet bevat regelingen over beheer en verantwoording van overheidsmiddelen.
Buiten de Comptabiliteitswetgeving oordeelde het gerecht in de zaak Croes ook dat besluiten genomen in de ministerraad een land niet kunnen binden en dat derden daar geen rechten aan kunnen ontlenen. ,,Het is de verantwoordelijke minister, die al dan niet het land bindt jegens derden, niet de ministerraad”, aldus het vonnis. De Staten zouden overigens wel bevoegd zijn, maar is in het geval Croes niet aan de orde gekomen.
Het <Antilliaans Dagblad<I> geeft deze analyse in verband met de vorige week aangenomen motie waarin de Raad van Advies (RvA) opgedragen wordt de mogelijkheden te onderzoeken die er al bestaan of mogelijk nog gecreëerd moeten worden om bestuurders - ministers en Statenleden - persoonlijk verantwoordelijk te stellen voor slecht beleid, verkwisting van publiek geld en overtreding van de wet. In de motie wordt geen melding gemaakt van de Curaçaose Comptabiliteitswetgeving, terwijl hier dus ook mogelijkheden voor aanpassing met het gewenste doel van persoonlijke aansprakelijkheid van bestuurders. Volgens een juridisch expert is de Curaçaose Comptabiliteitswetgeving anders dan de Arubaanse, maar kunnen hier dus naar voorbeeld van Aruba wel aanpassingen in aangebracht worden. De RvA zou zich ook hierover kunnen buigen.
De kwestie rond Croes betrof een als minister ondertekend protocol met de vakbond van het water- en energiebedrijf WEB dat een overheids-nv is, waarin afgesproken werd dat de werknemers voor het uitblijven van indexering van hun bezoldigingen <I>tot<I> 1992, alsnog een bedrag ontvangen van in totaal 677.003,87 gulden. In de periode <I>voor<I> 1992 waren de WEB-medewerkers nog ambtenaren. Na dit jaar werd WEB nv verzelfstandigd en hadden de werknemers geen status meer van ambtenaar. In 1983 werd voor alle ambtenaren - dus toen ook nog voor de WEB-medewerkers - de indexering bevroren in verband met de economische situatie. Pas in 1994 besloot de regering weer over te gaan tot indexering, die uiteindelijk pas in 1996 heringevoerd werd. Hoewel de toenmalige ministerraad, waarin ook Croes zat, instemde met het protocol, oordeelde enkele jaren later de nieuwe ministerraad, met daarin geen Croes, dat hij persoonlijk aansprakelijk gesteld moest worden voor de kosten die het land heeft moeten maken op basis van het protocol, waarvoor op dat moment geen geld op de begroting gereserveerd stond.
In het vonnis staat: ,,Ingevolge het eerste lid van artikel 31 van de Comptabiliteitswetgeving is een minister uitsluitend bevoegd om op naam en voor rekening van het land kosten te maken, indien hij daartoe is gemachtigd in de landsverordening tot vaststelling van de begroting van zijn ministerie voor het betreffende dienstjaar.” Het tweede lid van dit artikel stelt dat als de minister in strijd heeft gehandeld met het eerste lid, hij persoonlijk aansprakelijk wordt gesteld voor de financiële gevolgen voor het land.
Volgens het gerecht gaat de Comptabiliteitswet vooral over deugdelijkheid van bestuur en moet via deze wet voorkomen worden dat de financiën van een land, bijeengebracht door de belastingbetaler, worden aangewend om de gevolgen van onrechtmatig handelen van een minister te dekken.
Volgens artikel 14 van de Arubaanse Comptabiliteitsverordening was voor de begrotingsonderscheiding door Croes, een machtiging bij Landsverordening vereist, aldus het vonnis.
De artikelen in de Curaçaose Comptabiliteitswetgeving die het meest in de buurt komen van de Arubaanse, zijn de artikelen 39 en 40. De toelichting legt daarover uit dat als een rechtshandeling onbevoegd wordt aangegaan deze nietig is en het Land Curaçao daar niet aan gebonden is. Het Land hoeft daaraan dan dus geen uitvoering te geven. De expert: ,,Als een minister een rechtshandeling aangaat waarvan vaststaat dat hij niet bevoegd is (art. 40), dan is het Land Curaçao niet gebonden. Het is dan aan de wederpartij om eventueel de minister privé aan te spreken voor schadevergoeding. De vraag is of dat succes zal hebben, omdat de wederpartij kan weten, of had kunnen weten, dat de minister die bevoegdheid niet had.”