Veel geduld en nog meer offers Aruba nodig
Kleine, open economieën als Aruba kunnen volgens het Internationaal Monetair Fonds (IMF) een schuldquote van circa 40 procent bbp dragen; de helft van de 80 procent waar Aruba dit jaar overheen gaat. In het meest gunstige scenario kan zo rond het jaar 2028 - over veertien jaar - de behapbare schuld van ongeveer 40 procent worden bereikt.
Maar het kan ook nog wel tot het jaar 2040 duren. En dat is - eerlijk is eerlijk - in een voor nu meer aannemelijk scenario, namelijk dat Aruba eerst streeft naar begrotingsevenwicht (als overheid niet meer uitgeven dan het ontvangt) en dat ook in de jaren na 2018 sluitende begrotingen worden gerealiseerd.
Op dit moment is dit alleen al een enorme opgave voor de Arubaanse regering, die kampt met tekorten, forse tegenvallers, uitgeputte fondsen en een veel te groot ambtenarenapparaat dat 51 procent van de totale begroting opslokt en - zonder dat de regering er echt vat op heeft - bijna automatisch maar steeds meer blijft kosten.
In het formeel nog vertrouwelijke Secretariaatsrapport onderzoek begroting 2014 van het College financieel toezicht (Cft) worden vier scenario’s beschreven voor wat betreft de Arubaanse schuldontwikkeling na 2018. In alle scenario’s wordt uitgegaan van een (relatief hoge) economische groei van 3 procent per jaar. Maar óók wordt aangenomen dat het Aruba zal gaan lukken om de aanhoudende autonome groei van de uitgaven - zoals het geval is met de salariskosten van de circa 5.300 ambtenaren (4.300 direct en 1.000 bij stichtingen die uit de begroting worden betaald) - te beheersen.
Dat alleen al is een opgave. Uitgegaan wordt van begrotingsevenwicht over vier jaar; in 2018. Hiervoor zullen ‘flinke maatregelen getroffen moeten worden’. Gebeurt dit niet, worden de scenario’s ten aanzien van de schuldquote en het tempo waarin de schuld wordt teruggebracht niet gehaald.
In alle scenario’s duurt het een flink aantal jaren voordat de Arubaanse overheidsschuld ‘in de buurt komt’ van 40 procent bbp (bruto binnenlands product). Het hangt allemaal af van de mate waarin in de periode ná 2018 begrotingsoverschotten kunnen worden gerealiseerd.
Als Aruba erin slaagt in de jaren na 2018 de tekorten om te zetten in een overschot op de begroting van gemiddeld 0,5 procent, zal in 2034 een gewenste schuldquote van 40 procent worden bereikt. Terwijl een gemiddeld overschot van 1 procent bbp vanaf 2019 leidt tot een dergelijke schuldquote in het jaar 2031.
Het zal al met al dus veel geduld en vooral offers vergen van de Arubanen, voordat volgens normen van het IMF de schuld afgezet tegen de grootte van de economie in rustiger vaarwater belandt.
Op z’n vroegst kan rond 2028 deze situatie worden gerealiseerd, maar daarvoor is hulp van buitenaf nodig. Want in dit scenario gaat het Cft uit van halvering van de meerjarig geraamde rentelasten. En dat kan alleen als de leningen van Aruba kunnen worden geherfinancierd tegen rentepercentages die gemiddeld de helft zijn van de huidige rentetarieven. De vraag is of dit op de ‘markt’ gaat lukken, maar veel meer zal daarvoor de medewerking (lees: hulp) van Nederland vereist zijn, zoals Curaçao en Sint Maarten tegen ‘Nederlandse rente’ lenen maar daarvoor instemden met onafhankelijk financieel toezicht.
Terug naar het ‘best case scenario’ waarin de rente wordt gehalveerd. Als daarbij de daardoor vrijvallende gelden worden gebruikt om de schulden te reduceren, dus niet (wéér) om overheidsbestedingen mee te betalen of tekorten in allerlei fondsen aan te zuiveren of andere tegenvallers te bekostigen, dan kan over pakweg veertien tot vijftien jaar een schuldquote van 40 procent werkelijkheid worden. In al die jaren moet de economie elk jaar met 3 procent (blijven) groeien.
Als dan - op z’n vroegst - in 2028 dit wordt bereikt, kan in de daarop volgende jaren verder gewerkt worden aan een structurele versterking van de economie door de beschikbaar komende gelden niet aan te wenden voor consumptieve uitgaven maar voor investeringen.
Voorwaar een hele klus, die de zittende regering van premier Mike Eman (AVP) en alle mogelijke kabinetten van politieke opponent MEP en - wie weet ooit - een AVP/MEP-coalitie te wachten staat.