(Ex-)notarissen, what are you waiting for?
,,De medewerking van de notarissen in het onderzoek is tot nu toe positief”, schrijft minister José Jardim van Financiën aan de Staten in maart 2015 over de ten minste 2,8 miljoen gulden aan ooit ingehouden, maar nog altijd af te dragen overdrachtsbelasting die enkele (voormalige) notariskantoren al jaren onder zich houden.
Het werd tijd. Het gaat om overdrachtsbelasting over aktes tussen 1980 en 1997. Aktes die ‘in het ongerede waren geraakt’ (lees: zijn kwijtgeraakt). Weliswaar zijn niet de notariskantoren hiervoor verantwoordelijk, en ligt de schuld van het zoekraken bij de Belastingdienst, maar dat het allemaal zó lang heeft moeten duren, kan langzaamaan ook de betrokken notarissen - volgens de wet is de notaris ‘openbaar ambtenaar’ - worden aangerekend. De kwestie is zelfs al zo oud dat een deel (zo niet de meeste) notariskantoren die het betreft niet eens meer bestaan of niet meer als zodanig actief zijn.
Even een toelichting op wat overdrachtsbelasting eigenlijk is en de niet onbelangrijke opmerking dat het Gemeenschappelijk Hof van Justitie in april 2003 een ex-notaris op Sint Maarten strafrechtelijke heeft veroordeeld wegens het niet afdragen en het niet meer beschikbaar hebben van overdrachtsbelasting (maar dit betrof een periode na januari 1997). Iemand die een pand/huis koopt, is overdrachtsbelasting verschuldigd. Deze door de notarissen ingehouden bedragen komen ‘rechtens de overheid toe’. Niet afgedragen gelden aan overdrachtsbelasting behoren op een notariële derdenrekening te staan (hoewel het ontwerp van de gewijzigde wet hier geen rekening mee houdt). In tegenstelling tot bijvoorbeeld Nederland, waar door het Bureau Financieel Toezicht (BFT) toezicht wordt uitgeoefend op de derden(geld)rekeningen van de notarissen, bestaat hier geen structuur om derdenrekeningen te controleren en daarop zicht te hebben. Lokaal wordt het toezicht formeel gedaan door een Kamer van Toezicht, bestaande uit twee leden van het Hof en een lid dat zelf notaris is. Maar controle van de derdenrekeningen blijkt geen taak te zijn.
Terug naar de casus: het <I>Antilliaans Dagblad<I> dook in de (beschikbare) stukken. De problematiek speelt al ruim tien jaar, of zelfs veel langer. Er ligt een decennium aan wetsgeschiedenis in verband met de ‘Landsverordening tot wijziging van de Landsverordening op de Notarisambt in verband met tussen 1980-1997 in het ongerede geraakte akten’. De namen van de notarissen zijn tijdens de parlementaire behandeling niet genoemd, maar het gaat om de zittende notarissen in de desbetreffende periode. De redactie van deze krant weet exact welke (ex)-notarissen het betreft. In een brief van het toenmalige hoofd Douane Nederlandse Antillen van oktober 2004 worden ze vermeld, plus de bedragen. En wat opvalt is ‘de enorme discrepantie tussen het geraamde bedrag en het door de notarissen aangegeven bedrag’, zoals het douanehoofd aan de minister van Financiën op dat moment schrijft. In het ambtelijk onderzoek werd het totale nog openstaande verschuldigde bedrag aan overdrachtsbelasting geraamd op 5 miljoen gulden; de notarissen zelf gaven aan een schuld aan overdrachtsbelasting te hebben van ‘bijna 2,8 miljoen’.
Dat was elf jaar geleden. Anno 2015 is de situatie nog … onveranderd. En is het nog steeds wachten op de welwillende medewerking van de notariaten, aldus Jardim, die in dezelfde brief van vorige maand aan de Staten over de wijziging van de wet op het Notarisambt meldt dat de gelden ‘nog niet zijn geïncasseerd’ maar - zegt hij voorzichtig - dat ‘impliciet de opdracht is gegeven om deze gelden te innen’. Bronnen dicht bij het vuur, die het proces al die jaren van nabij hebben gevolgd, zeggen dat het niet eens de bedoeling was dat de betaling afhankelijk zou zijn van een wettelijk regeling, ‘want dan komt er niets van terecht’. De notarissen moeten namelijk per akte vragen om een ministeriële beschikking en het gaat om honderden aktes.
Het begon allemaal met de verloren geraakte aktes. In januari 1985 - ruim 30 jaar geleden (!) - uitte het notariaat grote bezorgdheid over de slordige wijze waarop de belastingdienst kennelijk omgaat met notariële aktes; een groot deel van de aktes kan niet worden gevonden, terwijl naast ‘de zorgvuldigheidsregel’ ook ‘authentieke aktes’ vereist zijn. Omdat de aktes zoek zijn geraakt, zijn de notarissen niet bij machte aan bewijsrechtelijke bevelen te voldoen.
Wat was er gebeurd met de bewuste aktes? Vermoedelijk gaat het om honderden, zo niet ‘duizenden’, zoals het voormalige douanehoofd berichtte. De Nota naar aanleiding van het verslag van de behandeling door de Staten van de wijziging van de wet op het Notarisambt meldt dat in 1988 de kelder van de belastinginspectie, waar het archief zich bevindt, geheel onder water was gelopen en waarbij ‘het archief toen geheel verloren is gegaan’. Maar bij eerdere inventarisatie is gebleken dat deze problematiek al in 1980 aan het licht kwam: ,,Een notaris heeft aangegeven persoonlijk aktes bij de belastingdienst te hebben waargenomen die op bureaurekken, op de vloer of in dozen lagen. Dat niet zo nauw wordt omgegaan met de zorgvuldigheid van aktes, blijkt ook uit de constatering inhoudende dat in sommige gevallen wanneer de notarissen aktes ontvangen deze aktes niet meer in de juiste volgorde zijn of vervuild zijn met een op koffie lijkende vloeistof.”
Het douanehoofd stelde voor een commissie aan te stellen, regels op te stellen over routering van en omgang met aktes, en wetgeving op welke wijze de overheid verzekerd kan worden van de nog niet betaalde overdrachtsbelasting, waarbij notarissen juridisch verplicht kunnen worden overdrachtsbelasting te betalen op basis van een kopie van een akte.
Dat was 2004. In 2006 biedt de toenmalige president van het Hof van Justitie de helpende hand om uit de impasse te geraken, met het voorstel dat er een vrijwaringsclausule komt en een ontwerplandsverordening, waarna de notarissen het verschuldigde bedrag zouden betalen. Kort daarop, ook in 2006, stuurt Directie Fiscale Zaken de benodigde stukken naar het Hof, dat helpt bij het ‘concipiëren’ van de wetstekst. In augustus 2010 wordt een ontwerp aan de Staten (van toen nog de Nederlandse Antillen) aangeboden. Namelijk dat ‘gelijkluidende fotokopieën’ van deze akten ‘kracht van authenticiteit hebben’. In de Memorie van Toelichting (MvT) van 2010 wordt opgemerkt dat de landskas tekort wordt gedaan ‘aangezien de verschuldigde overdrachtsbelasting niet kan worden betaald’. Hoewel er een (groot) verschil is tussen het door de notarissen zelf opgegeven bedrag van 2,8 miljoen en de ambtelijke ramingen van 5 miljoen - gebaseerd op meerdere boekenonderzoeken door het Belastingaccountantsbureau - ‘is met het notariaat afgesproken dat in elk geval het door het notariaat opgegeven bedrag op korte termijn zal worden betaald’. Dit schrijft de minister van Justitie in 2010; ruim vier jaar terug. De Raad van Advies meldt al in juli 2010 ‘geen bedenkingen’ te hebben. Het duurt echter nog tot november 2014 voordat het Publicatieblad melding maakt van de speciaal hiervoor gewijzigde wet op het Notarisambt.
Als de 2,8 miljoen aan publieke middelen dan - hopelijk binnenkort - overgemaakt wordt, heeft het bedrag aan achterstallige, al die tijd niet afgedragen, overdrachtsbelasting géén rente gegenereerd. Althans een vraag van het parlement daarover werd door de regering ontkennend beantwoord, omdat hiervoor geen wettelijke basis zou bestaan. Hetzelfde regeringsantwoord meldt dat het aantal verstreken jaren inmiddels te groot is om nog sancties op te leggen, hoewel niet kan worden gezegd dat de notarissen worden ‘vrijgesproken’.
Het kan overigens nog (erg) lang duren voordat daadwerkelijk de laatste cent aan overdrachtsbelasting naar de landskas stroomt, want de verkrijging van authenticiteit gebeurt via een ministeriële regeling, omdat het gaat om individuele afschriften. ,,Het is dus niet zo dat alle afschriften van verloren gegane originelen uit 1980-1997 en bloc authenticiteit krijgen”, schrijft de minister van Justitie aan de Staten. Kortom: een gebed zonder end. Terwijl het dus gemeenschapsgeld betreft.
,,Misschien dat publiciteit helpt om hen (lees: de vijf- tot zestal notariskantoren, waarvan er slechts één nog als zodanig bestaat) te doen betalen”, verzucht een ingewijde, die er schande van spreekt dat deze als keurig bekend staande dames en heren notarissen slechts moeizaam of nauwelijks meewerken. Financiën (lees: de belastingdienst) heeft in het verleden een fout begaan, maar dat mag geen reden zijn om zo lang op het geld - dat door een koper als overdrachtsbelasting is betaald ten behoeve van de overheid - te blijven zitten.
Denkbaar is dat het notariaat zich alsnog op verjaring gaat beroepen. De Hoge Raad leert echter dat onder bijzondere omstandigheden een dergelijk beroep onaanvaardbaar is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Gezegd moet worden dat er ook ten minste één ex-notaris is die bereidheid toont de rekening te vereffenen en altijd op afhandeling van de door het notariaat verlangde landsverordening heeft aangedrongen. Overigens, de notarissen hadden de vorige Hofpresident beloofd – zo blijkt uit de stukken - het geld over te maken bij indiening van het ontwerp, dus niet pas bij uitvoering van de eenmaal vastgestelde landsverordening.
Het is - al met al - te hopen dat de derdenrekeningen waar het geld op moet staan nog niet zijn geliquideerd. Dit zou op verduistering lijken. Ex-notaris Eelco Rosario op Sint Maarten is wegens verduistering van ingehouden overdrachtsbelasting strafrechtelijk veroordeeld, maar hij kon niet meer terugbetalen. Hopelijk kunnen de vijftal Curaçaose notarissen waarover het thans gaat dat nog wel. Ook staat de Kamer van Toezicht (met twee rechters van het Hof en één notaris) niets in de weg een begin te maken met het in enige mate financieel toezicht te houden. Alle verwarring, rookgordijnen, smoesjes en heilige verontwaardiging ten spijt, dit hoofdstuk kan niet worden afgesloten alvorens daadwerkelijk met de staatskas is afgerekend. Anders wordt het misschien tijd dat wat namen worden genoemd.