Van een onzer verslaggevers
Willemstad - In het wet-lab van Carmabi heeft een aantal zwevende karko-larven zich getransformeerd tot kruipende minislakjes. De bedoeling is dat in de Curaçaose baaien met zeegras op den duur honderden tot duizenden gekweekte slakken worden uitgezet om de karko-stand op het eiland weer op peil te brengen.
Want de karko, queen conch in het Engels, is een van de grootste zeeslakken ter wereld die alleen in het Caribisch gebied voorkomt, maar bijna verdwenen door overbevissing. Op Curaçao komt de slak alleen nog voor in de lagunes bij het Sea Aquarium. Marien biologisch onderzoeksinstituut Carmabi, Sea Aquarium en het Harbor Branch Oceanic Institue in Florida werken samen in het project ‘Nos karko bèk den boka’ dat dit jaar van start ging met financiële steun van het Prins Bernhard Cultuurfonds Caribisch gebied en het innovatiefonds van het Wereld Natuur Fonds. Dat schrijft projectleider Michiel van Nierop in een uitgebreid bericht.
In september werden karko-eitjes verzameld bij het Sea Aquarium. Dat het is gelukt om een deel daarvan te laten opgroeien tot minislakjes van 3 millimeter, is al een enorm succes. De eitjes komen na vier, vijf dagen uit en de eerste dagen zijn de larven bijzonder kwetsbaar. Het kruipende mini-slakje leeft van dood organisch materiaal en zeegrasbladeren die geoogst worden in de baaien van Curaçao. Een volwassen karko kan groeien tot een lengte van 35 centimeter en een gewicht van 2,3 kilogram.
Volgens Van Nierop is het project op Curaçao uniek. Op dit moment gebeurt het kweken van karko alleen in onderzoeksinstituten en pogingen daarbuiten zijn ‘om diverse redenen’ niet gelukt.
Van Nierop noemt als voorbeeld de Conch Farm op de Turks- & Caicoseilanden die jarenlang een populaire toeristische attractie was maar door orkaan Dorian werd verwoest. ,,Ook op Bonaire is vanaf 1982 een aantal jaren karko gekweekt met wisselend succes. De Stichting Marcultura ging in 1994 failliet.”
Ook de kwekerij op Curaçao richt zich behalve op natuurbehoud op educatie en toerisme. Het project ‘Nos karko bèk den boka’ haakt in op het landsbesluit SPAW-gebied 1 dat beschrijft hoe een deel van de kuststrook van Curaçao beschermd zal worden op basis van het bestaande internationale SPAW-protocol (Specially Protected Areas and Wildlife in the Wider Caribbean Region). Van Nierop: ,,Het Spaanse Water, Fuikbaai, Awa Blanku en Awa di Oostpunt maken deel uit van dit beschermde gebied. In het verleden waren in deze baaien grote populaties karko gehuisvest.”
Maar bescherming van het gebied is niet voldoende. ,,De dichtheid van de karko-populatie op Curaçao is zo gering dat de slakken elkaar niet meer kunnen vinden om te paren en nakomelingen te krijgen”, schrijft Van Nierop. Daarin moet de ‘kleinschalige kwekerij’ verandering brengen. Inmiddels zijn dus ‘een klein aantal’ slakjes van drie millimeter gekweekt. De volgende stap is dat de productie wordt opgevoerd en honderden tot duizenden slakjes worden opgekweekt en uitgezet.
Van Nierop verwacht dat het broedseizoen over een paar maanden, als het zeewater weer is opgewarmd, op gang komt. ,,Dan kunnen weer eitjes verzameld worden in de lagunes van het Sea Aquarium en worden overgebracht naar het wet-lab van Carmabi Research Center.”