Door Lodwijk Daniel Gerharts
Prins Bernhard was een hartstochtelijk filmer. Prins Bernhard bezocht Bonaire voor de eerste maal in 1946 en in die tijd waren er in het zoutmeer niet veel flamingo’s, doch er waren grote groepen in het Gotomeer. Dus werd een bezoek aan het Gotomeer georganiseerd.
De gezaghebber zond tafeltjes, stoelen en glazen en kopjes naar het Gotomeer, plus een aantal dames, die deze buitengewone ‘picknick’ wel even zouden verzorgen.
Er werd nogal lawaai gemaakt en druk gesproken en de flamingo’s vonden dat reden genoeg om wat verder in het meer terug te trekken.
Toen prins Bernhard arriveerde, waren ze op een flinke afstand en de prins liet zijn ontstemming duidelijk blijken.
Er waren een paar jeeps en prins Bernhard leende er een met de bedoeling wat dichterbij de waterrand te komen en zo een goede opname van de vogels te maken.
Ik zei: ,,Hoogheid, het is daar erg drassig en ik vrees dat de jeep daar in de modder gaat vastzitten.”
Prins keek mij aan alsof hij wou zeggen: ,,De Prins der Nederlanden in de modder vastzitten? Hoe kom je daarbij?”
Nu de jeep ging in de prut en hoe. Prins Bernhard maakte zijn opnamen en kwam lopend terug, de schoenen voorzien van een vette laag Goto-klei.
Besloten werd de tweede jeep met een touw naar de jeep te rijden die in de modder zat. En het touw werd vastgemaakt, tamelijk lang, omdat de tweede jeep op droge grond moest blijven. De eerste jeep, met een veldwachter erin, sprong eruit en met een flinke vaart vloog de jeep tegen mijn voertuig op, een ‘panel delivery’, die wel tegen een stootje kon.
Prins Bernhard stond hartelijk te lachen en vroeg mij: ,,Is dat geen goeie mop?” Ik zei: ,,Nu, Hoogheid, bepaald niet want dat is mijn auto.” En toen barstte de prins in een schaterlach uit.” Gelukkig was de schade niet erg groot.
Op een andere keer kwam de prins met zijn eigen machine naar Bonaire om bij Klein Bonaire te duiken. Men had drie rechercheurs meegezonden. Dat zat prins Bernhard geweldig dwars. Hij had hier geen bescherming nodig, wat moesten die kerels eigenlijk doen?!! De prins dook aan de noordzijde van Klein Bonaire. Prachtige koraal en veel vissen zijn daar. De tijd verstreek en wie ook boven kwam, geen prins Bernhard. De rechercheurs hadden het niet meer. Duiken konden ze niet. Ze waren alleen voor de bescherming op het droge.
Eindelijk kwam prins Bernhard boven Een beetje hoog gekleurd, maar met een ontzettend plezier over de angst die zijn beschermers hadden uitgestaan.
H.M. Koningin Juliana en Bonaire
Toen bekend was dat koningin Juliana Bonaire zou bezoeken schreef ik aan mej. Mr. Tellegen, de secretaresse van Hare Majesteit en stelde voor dat twee punten in het programma zouden worden opgenomen, te weten een bezoek aan het zoutpannenmeer en een tocht in de boot met de glazen bodem.
Een bezoek aan de flamingo-kolonie werd in het programma opgenomen.
Terwijl de koningin een bezoek aan het St. Fransiscus Hospitaal bracht zag ik, toen dat bezoek bijna geëindigd was, dat een fotograaf wegreed en ik vermoedde dat hij naar de zoutpannen zou gaan en mogelijk de rust van de vogels zou verstoren, zoals dat ook gebeurd was toen prins Bernhard een bezoek aan het Gotomeer bracht.
De fotograaf kwam bij de witte pan aan er stond een flink aantal flamingo’s op een korte afstand in het water. Hij had echter geen telelens bij zich en wilde toch wel een opname van dichtbij maken en besloot zijn broek en schoenen uit te trekken en naar de vogels toe te lopen. Wanneer men naar flamingo’s toeloopt, gaan ook zij lopen en behouden dezelfde afstand. Gaat men hard lopen dan vliegen de flamingo’s weg. Deze fotograaf had een flink stuk afgelegd en gaf het op, begon foto’s te maken en toen hij daarmee klaar was, draaide hij zich om naar de auto te gaan, waarin zijn schoenen en broek waren en op dat ogenblik kwam de koninklijke stoet aan. Hij kon de auto niet meer bereiken.
Hij kon ook niet blijven staan, want dan zou allicht de vraag gedaan worden: ,,Wat een vreemde flamingo! Nota bene in een BVD’tje”. Hij besloot maar te gaan zitten in het water, dat daar ten minste tweemaal zo zout is als zeewater. Het was de eerste keer dat Hare Majesteit de flamingo’s zag en prompt kwam de opmerking: ,,Wat doet die man daar, zou hij ziek zijn?” ,,Neen, Majesteit, hij is aan het fotograferen en zo valt hij minder bij de vogels op.”
De koningin had geen haast. Het bezoek duurde zo’n 20 minuten.
Toen was onze arme fotograaf van onderen erg gepeld en hij ging spoorslags terug naar Kralendijk en het hotel om zich een beetje te ontzouten.
Ik had een paar jaar tevoren ook zoiets meegemaakt met de schrijver Sam Presser.
We waren in Slagbaai, op een dammetje dat de saliña in tweeën verdeelt.
Op een afstand van een honderd meter waren flamingo’s achter een schiereilandje. Sam zei: ,,Ik trek mijn schoenen uit en ga erheen. Wat een opname!” Ik waarschuwde hem en zei: ,,Meneer Presser wanneer u een teen stoot dan staat u te springen. Want waar u doorheen gaat lopen is niet zout water doch het is dikke pekel. Pas op.” Hij stootte natuurlijk een teen en stond te springen. Wel maakte hij een mooie kiek. Maar toen kwam de <I>Wereldkroniek<I> waarin hij wat schreef. Dit was zijn lezing: ,,Die Gerharts, die rotvent, zei dat ik gerust door de pekel kon lopen. Man, ik stootte mijn grote teen. Alsof die in het vuur stond, zo brandde het zoute water. De lezer is gewaarschuwd.”
Voor een tocht met de glass-bottom-boat voor koningin Juliana werd een klein complotje gesmeed. Bij het bezoek aan Bonaire van 20 oktober 1955 was er een picknicklunch op de plantage ‘Fonteyn’ halverwege tussen Kralendijk en Rincon.
Het was een succes. Toen de lunch al flink gevorderd was riep de koningin mij en vroeg: ,,Meneer Gerharts. Denkt u dat er tijd zal zijn om na de lunch nog even te zwemmen?” ,,Natuurlijk, Majesteit, maar als u gaat zwemmen, dan zou ik willen voorstellen dat u ook een tochtje met de boot met de glazen bodem maakt.” ,,Oh ja”, zei de koningin, pleegde overleg met prins Bernhard, een hartstochtelijk zwemmer en duiker en Z.K.H. vond het best.
Ik reed naar Flamingo Beach Hotel om daar geassisteerd door een van de mariniers een noodpiertje te maken. De pier van het hotel was door de staart van de orkaan Connie die op een flinke afstand ten oosten van Bonaire was gepasseerd, weggeslagen.
Order werd gegeven de poort te sluiten zodra het koninklijk gezelschap aangekomen was. Koningin Juliana heeft van het tochtje genoten en riep leden van de hofhouding toe ook komen kijken. De koningin bleef wat langer in de boot dan het programma luidde en toen Hare Majesteit weer op de wal stond klonk het: ,,Dank u wel, ik ben nu toch een half uurtje mezelf geweest.”
Handen geven, luisteren naar speeches, voortdurend vriendelijk zijn, en dat de gehele dag valt niet mee. Dat moest wel een een kwelling zijn, die dan wel verborgen moet blijven.
Na de verfrissende tocht en zwempartij gingen Hare Majesteit en Z.K.H. Prins Bernhard naar de Pasanggrahan. Er zouden van Bonaire 26 inwoners aan de koningin worden voorgesteld. Te Rincon waren reeds zes personen die eer te beurt gevallen. De gezaghebber vroeg mij een lijst te maken van deze personen en de bijzonderheden erbij te vermelden, zoals functie die zij of hij op het eiland bekleedde. Voor mijzelf schreef ik: ,,L.D. Gerharts, vader van de tenniskampioen van de Nederlandse Antillen, lid van de Staten, wordt beschouwd als de grootste lastpost, omdat hij zo dikwijls de vinger op wonde plekken legt. 27 Jaar in de Antillen, 24 jaar op Bonaire, vrouw weggelopen omdat ze een mooiere man had kunnen vinden. Werkte bij de KNSM en is agent van de KLM. Geboren in Den Haag , kreeg een beetje verstand in Amsterdam en is thans bezig het in Bonaire kwijt te raken. Wordt door de gezaghebber en gedeputeerden zo veel mogelijk (geheim) geplaagd.” Waarschijnlijk is dit niet aan Hare Majesteit doorgegeven.