Toen bekend was dat koningin Juliana Bonaire zou bezoeken schreef ik aan mej. Tellegen, de secretaresse van Hare Majesteit, en stelde voor dat twee punten in het programma zouden worden opgenomen: een bezoek aan het zoutpannenmeer en een tocht in de boot met de glazen bodem.
Een bezoek aan de flamingokolonie werd ook in het programma opgenomen.
Terwijl de koningin een bezoek aan het St. Franciscus Hospitaal bracht zag ik, toen dat bezoek bijna geëindigd was, dat een fotograaf wegreed en ik vermoedde dat hij naar de zoutpannen zou gaan en mogelijk de rust van de vogels zou verstoren, zoals dat ook eens gebeurd was toen prins Bernhard een bezoek aan het Gotomeer bracht.
De fotograaf kwam bij de witte pan aan en er stond een flink aantal flamingo’s op een korte afstand in het water. Hij had echter geen telelens bij zich en wilde toch wel een opname van dichtbij maken en besloot zijn broek en schoenen uit te trekken en naar de vogels toe te lopen.
Wanneer men naar flamingo’s toeloopt, gaan ook zij lopen en behouden de zelfde afstand. Gaat men hard lopen dan vliegen de flamingo’s weg.
Deze fotograaf had een flink stuk afgelegd en gaf het op, begon foto’s te maken en toen hij daarmee klaar was, draaide hij zich om naar de auto te gaan, waarin zijn schoenen en broek waren en op dat ogenblik kwam de koninklijke stoet aan. Hij kon de auto niet meer bereiken.
Hij kon ook niet blijven staan, want dan zou allicht de vraag gesteld worden: ‘wat een vreemde flamingo! Nota bene in een BVD’tje’. Hij besloot maar te gaan zitten in het water, dat daar minstens tweemaal zo zout is als zeewater. Het was de eerste keer dat hare majesteit de flamingo’s zag en prompt kwam de opmerking: ,,Wat doet die man daar, zou hij ziek zijn?” ,,Neen, majesteit, hij is aan het fotograferen en zo valt hij minder bij de vogels op.
De koningin had geen haast. Het bezoek duurde zo’n 20 minuten. Toen was onze arme fotograaf van onderen erg gepeld en hij ging spoorslags terug naar Kralendijk en het hotel om zich een beetje te ontzouten.
Ik had een paar jaar tevoren ook zoiets meegemaakt met de schrijver Sam Presser. We waren in Slagbaai, op een dammetje dat de saliña in tweeën verdeelt. Op een afstand van honderd meter waren flamingo’s achter een schiereilandje.
Sam zei: ,,Ik trek mijn schoenen uit en ga erheen. Wat een opname!” Ik waarschuwde hem en zei: ,,Meneer Presser, wanneer u een teen stoot dan staat u te springen. Want waar u doorheen gaat lopen is niet zout water doch het is dikke pekel. Pas op.” Hij stootte natuurlijk een teen en stond te springen. Wel maakte hij een mooie kiek. Maar toen kwam de Wereldkroniek waarin hij wat schreef.
Dit was zijn lezing: ,,Die Gerharts, die rotvent, zei dat ik gerust door de pekel kon lopen. Man, ik stootte mijn grote teen. Alsof die in het vuur stond, zo brandde het zoute water. De lezer is gewaarschuwd.”
Voor een tocht met de boot met glazen bodem voor koningin Juliana werd een klein complotje gesmeed. Bij het bezoek aan Bonaire van 20 oktober 1955 was er een lunch-picknick op de plantage ‘Fonteyn’ halverwege tussen Kralendijk en Rincon. Het was een succes. Toen de lunch al flink gevorderd was riep de koningin mij en vroeg: ,,Meneer Gerharts. Denkt u dat er tijd zal zijn om na de lunch nog even te zwemmen?” ,,Natuurlijk, majesteit, maar als u gaat zwemmen, dan zou ik willen voorstellen dat u ook een tochtje met de boot met de glazen bodem maakt”. ,,O ja”, zei de koningin, pleegde overleg met prins Bernhard, een hartstochtelijk zwemmer en duiker en hij vond het best.
Ik reed naar Flamingo Beach Hotel om daar geassisteerd door een luiter van de mariniers een noodpiertje te maken. De pier van het hotel was door de staart van de orkaan ‘Connie’, die op een flinke afstand ten oosten van Bonaire was gepasseerd, weggeslagen. Order werd gegeven de poort te sluiten zodra het koninklijke gezelschap aangekomen was.
Koningin Juliana heeft van het tochtje genoten en riep leden van de hofhouding toe om ook te komen kijken. De koningin bleef wat langer in de boot dan het programma luidde en toen hare majesteit weer op de wal stond klonk het: ,,Dank u wel, ik ben nu toch een half uurtje mezelf geweest.” Handen geven, luisteren naar speeches, voortdurend vriendelijk zijn, en dat de gehele dag valt niet mee. Dat moest wel een kwelling zijn, die dan wel verborgen moet blijven.
Na de verfrissende tocht en zwempartij gingen hare majesteit en prins Bernhard naar de Pasanggrahan. Er zouden van Bonaire 26 inwoners aan de koningin worden voorgesteld. Te Rincon waren reeds zes personen die eer te beurt gevallen. De Gezaghebber vroeg mij een lijst te maken van deze personen en de bijzonderheden erbij te vermelden, zoals functie die zij of hij op het eiland bekleedde. Voor mijzelf schreef ik: ,,L.D. Gerharts, vader van de tenniskampioen van de Nederlandse Antillen, lid van de Staten, wordt beschouwd als de grootste lastpost, omdat hij zo dikwijls de vinger op de wonde legt. 27 Jaar in de Antillen, 24 jaar op Bonaire, vrouw weggelopen omdat ze een mooiere man had kunnen vinden. Werkte bij de KNSM en is agent van de KLM. Geboren in Den Haag, kreeg een beetje verstand in Amsterdam en is thans bezig het in Bonaire kwijt te raken. Wordt door de Gezaghebber en gedeputeerden zo veel mogelijk (geheim) geplaagd.
Waarschijnlijk is dit niet aan hare majesteit doorgegeven.