Te Curaçao verscheen een weekblad ‘Curaçao’ en in dat blad verscheen een artikel over het interneringskamp. Wat de inhoud precies was weet ik niet meer, doch de Gezaghebber was er erg ontstemd over. Dat was Emanuels bekend.
Dokter Emanuels deelde de Gezaghebber mede dat ik de schrijver van dat stuk was en de Gezaghebber was terecht erg boos. Hij schreef een brief aan de gouverneur om zich over zijn Landraad te beklagen, die op een dergelijke manier over de toestanden in het interneringskamp had durven schrijven. Ik had het stuk niet geschreven, maar mogelijk was ik de geestelijk vader, omdat ik nogal wat kritiek had geuit over de wijze waarop met onze vijanden werd omgesprongen.
Toen ik een bezoek aan Curaçao en aan de gouverneur bracht, kreeg ik de wind van voren en de gouverneur deelde mij mede, dat de Gezaghebber de bewijzen in handen had dat ik de schrijver van het stuk was. Ik vroeg of ik van deze mededeling gebruik mocht maken en dat was akkoord. Bij terugkomst te Bonaire ging ik naar de Gezaghebber Krugers en vroeg hem de bewijzen op tafel te leggen. Dat ging niet want het was een mondelinge mededeling van Emanuels. De dokter werd opgebeld en was niet bereikbaar. Afgesproken werd dat de dokter om 14.00 uur aanwezig zou zijn. Om 14.00 uur was de dokter in het gezaghebberskantoor en ik vroeg hem om de bewijzen. Hij zei: ,,ik heb het zelf gelezen.” Ik: ,,Dat is een leugen.”
Er kwam natuurlijk geen bewijs. Ik: ,,U zegt dat omdat ik over u geklaagd heb en daarom zit u in uw stinkerd. En nu moet er een tegenzet komen.” Hij lachte mij telkens uit op zijn bekende valse manier, ik kreeg er genoeg van en zei: ,,Ik zal dit wel aan de gouverneur rapporteren en de Gezaghebber krijgt een kopie”. Ik ging weg en toen hoorde ik Emanuels zeggen: ,,Wat zeg je van die vuile ploert?” Ik terug, wilde hem een draai om zijn oren geven, die hij tot tweemaal toe met zijn arm opving. Sjakie Weiman kwam binnen en zei: ,,Niet doen meneer Gerharts.” En ik was zo verstandig dat doktertje te verlaten en zei: ,,Gelijk heb je Sjaki.” Het laatste wat ik van Emanuels zag, dat hij met zijn zonnebril in de hand voor de lessenaar van de Gezaghebber stond en iets zei.
Proces-verbaal
De gezaghebber maakte een proces-verbaal op waarin hij zei dat ik de dokter van achteren had aangevallen, dat ik hem in de nek had geslagen en dat hij mij door de ordonnans had laten verwijderen uit zijn kantoor. In het ziekenhuis klaagde de dokter over pijn in een arm, te weten de arm waarmee hij mijn klappen opving.
De rechtszitting vond plaats in het gebouw waar de ontvanger thans zit. Een klein zaaltje. Barstensvol met publiek. Op de trap idem. Buiten voor het gebouw een grote groep mensen. Het gebeurde niet elke dag dat een Landraad en een dokter voor de rechter moesten verschijnen. De rechter was dr. Desertine.
De aanklachten werd voorgelezen en de rechter vroeg of ik iets had op te merken. Ik zei: ,,Ja edelachtbare, ik zou gaarne de Gezaghebber hier willen hebben om onder ede te verklaren dat hetgeen in dat proces-verbaal staat, juist is.”
Rechter Desertine zei, dat hij dat overbodig vond, want het was toch een ambtshalve proces-verbaal en waarom zou de Gezaghebber dat nog eens onder ede moeten bevestigen. Ik weer: ,,Maar ik heb er recht op! Ik wil de Gezaghebber hier hebben en wil zien of hij onder ede durft te zeggen, dat hetgeen in het proces-verbaal staat, juist is.” ,,Goed”, zei de rechter, ,,maar dan met gesloten deuren. Heeft u bezwaar?”
,,Geen bezwaar edelachtbare.” En daar kwam de Gezaghebber.
Ik: ,,Meneer de Gezaghebber. Wilt u onder ede verklaren dat hetgeen in het proces-verbaal staat, namelijk dat ik de dokter een vuistslag heb gegeven, juist is?”
De Gezaghebber draaide er omheen. ,,Neen, meneer de Gezaghebber, dit is een proces-verbaal, door u ambtshalve opgemaakt en ik wil nu graag hebben dat u verklaart dat het allemaal waar is wat daarin staat.” De gezaghebber stak zijn vingers niet omhoog en wilde niets verklaren.
Ik: ,,Edelachtbare, u ziet het, de Gezaghebber heeft bezwaar zijn eigen proces-verbaal onder ede te bevestigen. Ziet u dr. Emanuels daar staan? Ik denk dat hij 5 voet 4 duim groot is ongeveer (ik was 6 voet 3 duim). Ziet u mijn vuist?” Ik stak mijn vuist omhoog. ,,Gelooft edelachtbare, dat deze dokter hier zou staan als ik hem een vuistslag zou hebben gegeven? Ik heb hem een verdiende oorvijg willen geven, maar geen vuistslag. Die klappen heeft hij opgevangen met een arm.” De rechter keek naar mijn vuist en naar de dokter. Schudde zijn hoofd een beetje. ,,Inderdaad”, zei rechter Desertine. Een boete van 25 gulden voor de klappen en de dokter voor het luisteren naar de telefonie uitzending en er ruchtbaarheid aan geven, kreeg ook 25 gulden. Toen ik beneden kwam had het publiek de 25 gulden al bijeengebracht voor mijn boete. Maar de kranten hadden een mooi artikel. Curaçao lag plat van het lachen.
Het hospitaal
Het gebouw aan het einde van de Bernhardweg, waar Playa Pabao begint, werd in de volksmond het ‘Hospitaal bieu’ genoemd en naar mij werd verteld, werden in dat gebouw de vrijen, de slaven en ook de op het eiland aanwezige soldaten verpleegd.
Volgens het boek van dr. Hartog van Bonaire werd het ‘slavenlazaret’, het gouvernementshospitaal, in 1922 gesloten.
Nadat de Zusters zich reeds meer dan 50 jaren gewijd hadden aan het onderwijs op Playa en in Rincon, werd ook de behoefte aan een hospitaal gevoeld.
De eerste school werd op ons eiland door de Zusters op januari 1856 te Kralendijk gesticht en in 1864 te Rincon. Het is goed dat nog even te zeggen!
Op de plannen voor het hospitaal te realiseren, werd voor dat doel een groot huis met omliggende gronden door monseigneur Vuylsteken aangekocht. Het huis heette Villa Jane, aan de Kerkweg.
Op 12 februari 1922 had de inzegening van dit hospitaal plaats en twee Zusters, Seferina en Bernarda, werden voor dit liefdeswerk aangewezen.
Bij gelegenheid van het bezoek van de Algemeen Overste van de Zusters van Roosendaal, werden de eigendommen door het vicariaat overgedragen aan het Genootschap van Onderwijs en Opvoeding van Roosendaal. De overdracht vond plaats in 1931. De eerste patiënte was Maria Thodé op 28 februari 1922. Zij bleef twee weken en ging toen naar huis. Dr. Polak was de arts.
Mankementen
Het gebouw had veel mankementen. Het dak was zo lek, dat bij een flinke regenbui de zusters de bedden moesten verschuiven, opdat de zieken buiten de drup kwamen te liggen. De vloeren verkeerden in een slechte staat. Er was een waterleiding die aangesloten was op een regenbak in de tuin. Door middel van een zware pomp kon een tank, die enige meters boven de grond stond, volgepompt worden. Ik had veel respect voor de paar zusters, die in dit gebouw 24 uur per etmaal in dienst waren en met primitieve middelen de zieken zo goed mogelijk verzorgden. De zusters hadden al gauw in de gaten dat ik altijd wel bereid was de behulpzame hand te beiden wanneer er iets bijzonders was. En zo gebeurde het een keer dat de afvoer van de toiletten naar de beerput verstopt was geraakt. De zieken, die eigenlijk nooit een toiletpot hadden gezien, gooiden alle mogelijke afval erin en een verstopping bleef dan niet uit. Maar nu was het wel zo erg, dat de gebruikelijke middelen faalden en dus ‘manusje-van-alles’ werd geroepen.
Onder het gebouw was een kelder en in deze kelder kwam een dikke pijp van boven, waardoor alle afvoer naar de beerput liep. Er was een afsluiter in die pijp; hieraan moest de grootste pijptang te pas komen. Ik stelde de tang in op de maat van de moer, waarmee de afsluiter opengedraaid kon worden, ik drukte, ik trok, maar er was geen beweging in dat ding te krijgen. Ik zei, zuster hebt u niet ergens een stuk pijp? Dan kan ik dat over het handvat van de pijptang schuiven en kan ik meer kracht ontwikkelen. Een pijp kwam. Over het handvat. De moer schoot los, de gehele afsluiter vloog er af en de stinkende inhoud van de pijp gaf mij een bad zoals ik nooit in mijn leven had gehad. Ik zat van top tot teen onder de viezigheid uit die pijp van de bovenverdieping.
En de zusters? Die hadden zich veilig bij de deur opgesteld en toen ze dat stortbad over mij heen zagen stulpen stonden ze te gieren van het lachen. Liefdezusters worden ze genoemd! Buiten hebben ze me afgespoeld door middel van een waterslang en ze wilden allemaal een spuitbeurt hebben! Ik heb de kleren wel moeten weggooien.