Op 15 augustus 1942 hoorden wij via de radio dat in Nederland vijf bekende personen te weten mr. Robert Baelda, Cristoffel Bennekers, Otto Graaf van Limburg Stirum, Willem Ruys en Alexander Baron Schimmelpenninck van der Oye waren doodgeschoten, omdat men de daders van een overval niet konden vinden.
Een ordinaire moord. Ik schreef een brief aan de gezaghebber, dat ik geen Duitsers in mijn zaak wilde zien; zij kwamen altijd zonder geleide inkopen doen.
Op 31 augustus 1942 schreef ik een brief aan de gouverneur, waarin ik vertelde;
a. Dat ik de toegang van de Duitser tot mijn zaak verboden had. Als hiervoren verteld;
b. Dat ik voor het etalageraam een oproep plaatste in het Nederlands en het Papiaments opdat iedereen zijn plicht zou blijven doen, opdat de barbaren zouden worden uitgegroeid en ik plakte daar wat foto’s bij uit het weekblad Life over misdaden die in Europa werden gepleegd.
c. Dat een pater op 23 augustus in de kerk tijdens de hoogmis verklaarde:
1. Dat men niet alles moet geloven wat de radio zegt;
2. Dat men evenmin alles moest geloven wat de kranten en tijdschriften vermelden over de gruwelen die bedreven werden;
3. Dat mijn vijanden Life moest hebben;
4. Dat de Duitsers Wyskowsky, Drippe, Weinberg en Guth anti-Nederlandse demonstraties gaven en ook de Engelse radio uitschakelden om de radio van Berlijn in te schakelen, zodat ze liederen aus dem Lieber Heimat konden horen, terwijl aan hen beperkte vrijheid was verleend.
5. Dat de gezaghebber vroeg mij de plaat in de etalages te verwijderen, hetgeen ik weigerde.
Die is blijven hangen tot alles verkleurd was.
Een van de geïnterneerden was Fred Fischer. Hij was Oostenrijker, reeds lang op Curaçao werkzaam, had de Nederlandse nationaliteit aangevraagd en hij kreeg de vrijheid op Bonaire zijn fotobedrijf uit te oefenen.
Zijn vrouw had de kans gezien al zijn apparaten te redden. Hij mocht dit niet onder eigen naam doen, doch onder de naam van de Handel Mij Kralendijk. Zijn bedrijf werd dus voor het oog een fotoafdeling van onze zaak.
In 1942 verzochten wij aan de gouverneur toestemming onze fotoafdeling naar Curaçao te verplaatsen en deze onder de leiding van de heer Fischer te stellen.
Men had bezwaren tegen de leiding van de heer Fischer; wel zou goedgevonden worden dat hij daar werkzaam zou zijn, doch de leiding, neen dat kon niet. Wij stelden daarop dd. 17 oktober1941 voor:
a. Goed te keuren de overplaatsing naar Curaçao
b. De leiding berust bij onze accountant K. Gerhardt te Curaçao
c. Als employé zal door ons in dienst worden genomen Fred Fischer
d. Alle werkzaamheden verband houdende met het fotobedrijf worden binnenshuis verricht
e. Het maximum salaris van heer Fischer zal fl. 500 per maand bedragen incl de winst op verkoop fotoartikelen.
Op 27 oktober gaf de Commissie Regeling Rechtsverkeer in Oorlogstijd toestemming voor alle diensten verleend aan geïnterneerden en moest toestemming aan de Commissie Regeling Rechtsverkeer worden gevraagd, bijvoorbeeld ook voor kopen van passages naar Curacao.
In 1942 verscheen een nieuwe bewoner van het interneringskamp op Bonaire. De architect J.H. Werner. Ik stond versteld. Werner was geen NSB’er. Hij was wel altijd in een contramine. Zei men dat Hitler een moordenaar was, dan kreeg men als antwoord dat hij tenminste orde op zaken stelde.
En wanneer men Hitler uitmaakte voor een man die toch wel de goede dingen deed, bijvoorbeeld de treinen op tijd liet rijden, dan vloog Werner op en noemde Hitler een beestmens.
Werner was een trouwe vaderlander. Dus ik naar de gouverneur Wouters om te pleiten voor vrijlating. Praten, praten maar de gouverneur gaf niet toe. Eindelijk zei zijne Excellentie: ,,Als u zo blijft spreken gaat u ook het kamp in.” Nou dat kon. De gouverneur was almachtig. Geen beroep was mogelijk. Dus ik terug naar Bonaire.
Toen gouverneur Kasteel in juli 1942 kwam probeerde ik het weer, maar nu voor vier man te weten Werner, Mayer, Brandl en Heitkoning. Gouverneur Kasteel voelde wat voor mijn argumenten en deze mensen mochten het kamp uit onder een voorwaarde: ,,Je geeft ze werk en als ze geen werk meer hebben gaan ze terug in het kamp.” Werner liet ik een onderwerp maken voor de Elektrische Centrale, Brandl ging in het magazijn, Heitkoning in de bakkerij en Mayer begon auto’s te repareren.
Werner had geen tehuis en kreeg een kamer in mijn huis. Hij sprak voortdurend over het kamp. Eindelijk zei ik: ,,Luister hier zoon, je houdt op met praten over het kamp anders stuur ik je terug”, Dat hielp. Toen ging hij een keer watermeloen ‘inmaken’. Stukjes in een grote fles, dop erop, touw er omheen en na een paar dagen ontplofte de fles en de gehele keuken zat onder de rommel.
Op een gegeven ogenblik vond een uitwisseling van vrouwen plaats, Bonaire zou een aantal van ongeveer tien naar Duitsland laten reizen en Duitsland zou een zelfde aantal vrouwen in vrijheid stellen. Toen deze dames vertrokken gingen ze met uitgestrekte arm de Hitlergroet brengen. Onder hen was mevr. Tischer, een van de beste tennissers van Curaçao. Hij was bestemd voor gouverneur, doch hij was niet fanatiek. Zijn vrouw wel. Deze tantes moesten reizen van Curaçao naar Miami, vervolgens naar San Francisco, Japan, Rusland, Duitsland. Maar voor ze Duitsland hadden kunnen bereiken viel Duitsland Rusland binnen. Hoe dat met deze lieve tantes afgelopen is heb ik nimmer gehoord.
Toen het einde van de oorlog in zicht kwam werd het bericht ontvangen dat er orders waren ontvangen alle Duitsers naar Europa te zenden, dus ook degenen die lang op Curaçao woonden,
De heer Charles Hellmund, landraad, en ik vonden dat onmenselijk. En wij zonden een telegram aan de gouverneur van de volgende inhoud:
Telegram d.d. 22 maart 1946;
Gouverneur van Curaçao
Vernomen hebbende dat alle Duitsers in kamp Bonaire binnenkort zullen terugkeren naar Duitsland waarbij inbegrepen die Duitsers getrouwd met een inheemse vrouw. Tenzij deze laatstgenoemde Duitsers een visum kunnen krijgen voor Venezuela waarop nagenoeg geen kans veroorloven wij ons uwer excellentie eerbiedig te vragen deze families waarvan gezinshoofden vele jaren buiten Duitsland woonachtig zijn toe te staan te Curaçao, Aruba of Bonaire te blijven.
Dit betreft de families Schubert, Vetsch, Gemser, Todt, Zielinski wij verklaren nadrukkelijk dat ons elk vriendschappelijk gevoel voor Duitsers ontbreekt doch wij achten het strijdig met menselijkheid deze mensen naar Duitsland terug te sturen en de vrouwen met ongeveer 18 kinderen aan armoede hetzij in Duitsland hetzij hier prijs te geven.
Gerharts, Hellmund, Landraden
Antwoord d.d. 29 maart 1946:
Gerharts, Hellmund, Landraden Bonaire
Rut 22 maart reeds in door u bedoelen zin besloten t.a.v. enige Duitsers
T.a.v. overige zal nader worden beslist- Kasteel 98