Te Bonaire was geen moderne bakkerij. Brood werd gemaakt door enige tientallen baksters en kleine hoeveelheden, die in de buurt van de woning werden verkocht. Het brood was niet bijzonder goed, omdat het meel dat gebruikt werd (Flag was het merk) een goedkope soort was, van zomertarwe gemaakt. Het was zeer geschikt om zogenaamde repa, een hard plat koekje, te maken. Maar smakelijk brood kon met de beste wil van de wereld er niet van worden gemaakt.
In 1937 hoorde ik dat de fraters van Scherpenheuvel, die tot dan eigen brood maakten, waren overgegaan tot het kopen van brood bij één van de Curaçaose bakkerijen (ik meen Capriles), die een moderne bakkerij had en uitstekend brood leverde. Ik vroeg of ik de oven, die niet meer gebruikt werd, kon kopen en ik kreeg hem voor een zeer lage prijs. Doch het was een elektrische oven van Zwitsers fabricaat en elektrische stroom voor zo’n oven, die veel kilowatt nodig had, was er nog niet. Ik kocht bij firma Martijn een brander, die in de ovenmond kon worden gestoken en die de ovenwand dus van binnen heet maakte, in plaats van buiten met elektrische elementen achter de metalen platen.
Zodra de gewenste temperatuur bereikt was, werd de ovendeur gesloten. De hitte bleef lange tijd voldoende voor het bakken, hoopte ik. De oven werd geïnstalleerd in het oude gebouw aan de Breedestraat, waar later de Bonaire Shopping Galery gevestigd was.
Meel werd gekocht van de firma Capriles; bakplaten, bakvormen, een mengmachine en andere attributen werden aangeschaft en we konden gaan bakken. Maar hoe bak je eigenlijk brood? Ik had een boekje besteld, waarin verteld werd hoe menallerlei soorten brood kon maken. Gist was een belangrijk element, dat wist ik wel.
Dus op een avond, om 12 uur, ging ik aan de slag. Aan de hand van het boekje werden alle ingrediënten gemengd. Het deeg werd op een tafel gelegd en onderging alle bewerkingen die voorgeschreven waren. Om 4 uur gingen de platen en vormen in de oven en na een half uur was het brood klaar. Tenminste, dat dacht ik zo in mijn onschuld. De broden, die 10 à 12 centimeter hoog moesten zijn, hadden het niet verder gebracht dan 4 centimeter. Als ze rond waren geweest hadden ze misschien bij baseball gebruikt kunnen worden.
Ik deed mijn baksel in een kartonnen doos en sloop naar de kust. Keek links en rechts of er iemand te zien was en hup, daar ging mijn eerste baksel de zee in als vissenvoer.
Maar langzaam leerde ik het vak. Nam een paar jongens in dienst en we konden na korte tijd met de verkoop beginnen.
Wij namen als wederverkoopsters de vrouwen in dienst, die tevoren brood bakten en die behoefden niet meer 's nachts op te staan en kregen 's morgens vroeg het gebakken brood thuis bezorgd. Voor hun diensten ontvingen zij tien procent.
Toen we de winkel bouwden (later de supermarkt) werd het gebouw in drieën verdeeld. Links het magazijn, rechts, aan de straat, de winkel en achter de winkel de bakkerij. Baas metselaar Mato Janga bouwde een oven van klinkers en vuurvaste cement. De oven werd verwarmd door een oliebrander. De capaciteit van deze oven was enige malen groter dan van de oude elektrische oven.
Tot 1965 hebben we daar gewerkt. We hadden toen reeds, inclusief de chauffeurs die voor distributie van het brood zorgden, een man of twaalf in dienst.
In 1965 werd het grote kantoorgebouw, showroom en kantoor voor KLM-zaken gebouwd en daarachter werd ook een bakkerij gebouwd. Wij hadden reeds in de oude bakkerij moderne ovens geplaatst van Fish Co. uit de USA. Pracht ovens, die na twintig jaar nog perfect werkten. Ze zijn haast onverslijtbaar.
Ons brood was overal bekend. Venezolanen namen zakken vol naar huis mee! We kochten het beste meel uit Canada dat te krijgen was. Reinheid was dwingend voorgeschreven. Van de Centrale Regering kregen we een pluim als de schoonste en mooiste bakkerij van de eilanden.
Intussen stegen de prijzen van de grondstoffen. Lonen stegen, concurrentie kwam. Prijzen werden vastgesteld voor het gouvernement. Wij betaalden meer dan men te Curaçao aan het bakkerijpersoneel betaalde. En we begonnen verliezen te lijden.
Ik stelde aan het personeel voor, dat zij de bakkerij zouden overnemen en in coöperatievorm zouden exploiteren. Geen belangstelling. Ik stelde voor met een lager loon genoegen te nemen. De Bond adviseerde: neen. Ik vroeg aan de Bond de bakkerij over te nemen, dan konden ze me laten zien hoe het moest. Neen. Ik zei: ,,Denk erom, ik ga de zaak verkopen.” Dat geloofde niemand.
Maar terwijl ik in 1972 in het ziekenhuis te Haarlem lag voor een tweede operatie aan mijn heup, werd de bakkerij verkocht. De nieuwe eigenaar nam het personeel over, zoals bedongen, doch gaf een salarisverlaging van 40 procent. Aan het einde van het jaar ontsloeg hij het oude personeel en ging werken met familie en jonge krachten. Geen Bond protesteerde! En dat zou ook moeilijk gaan, want men had geen vat op het personeel. De bakkerij heeft lang bestaan en gaf zonder twijfel een behoorlijke winst. Wij hadden de stoot gegeven in 1938.