Bestuurders en toezichthouders moeten bij het uitoefenen van hun taak altijd het belang van de organisatie en zijn stakeholders voor ogen houden. Zij mogen in een naamloze vennootschap niet (vrijwel) uitsluitend het belang van de aandeelhouders dienen. Zij mogen dat zeker niet doen als dat mogelijk ten koste gaat van de organisatie zelf. Het onvoldoende in acht nemen van deze grondregel van corporate governance is soms verwarrend voor aandeelhouders uit een andere rechtsorde dan die van ons Koninkrijk.
Deze veelal Anglo-Amerikaanse rechtsordes kennen meestal een ‘one tier board’-structuur. Daarbij zitten de bestuurders samen met de toezichthouders in hetzelfde orgaan. Ieder individu heeft dan de hoedanigheid van ‘board member’. Het ene board member houdt zich meer bezig met bestuurlijke taken en de ander houdt zich meer bezig met toezichthoudende taken. Veelal wordt in deze Anglo-Amerikaanse bestuurssystemen het bewaken van het belang van de aandeelhouder als belangrijke, zo niet de belangrijkste doelstelling voor bestuur en toezichthouders gezien. Dat is in onze rechtsorde anders. Het belang van de aandeelhouder is zeker een belangrijk gezichtspunt. Het belang van de organisatie komt echter op grond van de wet voorop. Bij ons is dat voor commissarissen vastgelegd in artikel 19 lid 7 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Het belang van de organisatie moet uiteindelijk altijd prevaleren. De belangen van alle relevante aandeelhouders moeten op een verantwoorde manier in aanmerking worden genomen en worden meegewogen. Dat vergt een zekere afstand van de commissarissen. Het vergt een mentale ruimte die groot genoeg is om alle betrokken belangen te (blijven) overzien en een plek te geven.
In de Nederlandse (en in de Curaçaose) rechtsorde wordt daarom, zeker bij financiële instellingen, een sterke nadruk gelegd op onafhankelijk financieel toezicht door een afzonderlijke raad van commissarissen. One tier board-structuren zijn bij financiële organisaties uitzonderlijk. De Nederlandsche Bank, als toezichthouder van de Nederlandse financiële instellingen, eist zelfs dat minimaal 50% van de commissarissen ‘onafhankelijk is in de zin van de wet’. Daarmee wordt iets anders bedoeld dan de ‘normale’ onafhankelijke instelling die elke commissaris moet hebben. Die commissarissen moeten voldoen aan allerlei (in de Nederlandse Code Corporate Governance geformuleerde) specifieke onafhankelijkheidseisen. Dit betekent onder andere dat zij geen directe relatie met (een van) de aandeelhouder(s) mogen hebben. Deze richtlijn wordt langzamerhand ook in onze Caribische regio gehanteerd.
Het zou daarom goed zijn als de financiële instellingen in het Caribisch deel van het Koninkrijk intern nog eens terdege nagaan of zij de noodzakelijke scheiding tussen bestuur en toezicht goed hebben geregeld. Nog belangrijker is de juiste uitvoering van een goede regeling. Je hebt niets aan mooie regels als ze niet worden ingevoeld en nageleefd door de spelers van het spel. Iedere organisatie moet er daarom daadwerkelijk voor zorgen dat alle betrokkenen, van aandeelhouder tot bestuurder tot commissaris, zich goed bewust zijn van hun taken en rol en verantwoordelijkheden. Dat betekent ook een helder besef van de verschillen tussen de verantwoordelijkheden en van de grenzen tussen die taken. Kort gezegd is de uiteindelijke verantwoordelijkheid hetzelfde: het belang van de organisatie. Wat je wel en niet moet doen om dit belang veilig te stellen verschilt naar gelang je een uitvoerende of een toezichthoudende rol hebt. Dat leidt wel degelijk voor een commissaris tot een andere invulling van zijn rol dan voor een bestuurder.
Enkele maanden geleden is hierover een interessant document beschikbaar gekomen. Op 14 september 2021 is de langverwachte ISO norm 37000 (“Governance of Organizations - Guidance”) geïntroduceerd. De ISO 37000 is geen governance code. Het is een ‘conceptual framework’. Het is een principle based werkmodel en een benchmark. De norm geeft aanknopingspunten en een structuur voor goede corporate governance. Hij is voor vrijwel alle organisaties bruikbaar als gids en als toetsingskader.
Wordt vervolgd.
Prof. dr. F.B.M. Kunneman is senior partner bij advocatenkantoor VanEps Kunneman VanDoorne en hoogleraar Corporate Governance aan de UoC. Hij leidt het team dat adviseert over corporate governance. Hij schrijft en doceert al decennia over dit onderwerp.