Volgens een oud Chinees gezegde zijn twee tijgers te veel voor één berg. Wij zouden zeggen: zet liever géén twee kapiteins op een schip. Dat is ook het geval bij goede corporate governance. Voor kleine organisaties is (slechts) één bestuurder (directeur) meestal voldoende. Hij of zij runt de boel en overziet alles. Bij middelgrote bedrijven zie je vaak dat het bestuur (de directeur) wordt uitgebreid met een tweede directeur. Meestal is dat een persoon met financiële expertise. Dan zijn er twee bestuurders. Het grote probleem is dan: wie is de baas? Wat te doen als ze van opvatting verschillen?
Een voor de hand liggende oplossing is dat een van de twee door de aandeelhouder als voorzitter wordt aangewezen en dat hij of zij bij een verschil van opvatting de doorslag geeft. Volgens de modelstatuten voor het land Curaçao is de oplossing voor dit probleem dat bij een verschil van opvatting tussen twee bestuurders, de voorzitter van de raad van commissarissen (RvC) beslist. Dat is een erg ondoordachte, zeg maar gerust: vanuit het oogpunt van corporate governance domme bepaling. Toch staat die bepaling in vrijwel alle statuten van Curaçaose overheidsgelieerde entiteiten. Wat is er mis mee? Minstens drie dingen.
Ten eerste suggereert deze bepaling ten onrechte dat de raad van commissarissen een orgaan is met een hoger gezag dan het bestuur. Dat is niet het geval. De raad van commissarissen oefent inderdaad de werkgeversrol uit ten opzichte van het bestuur, maar hij is niet de werkgever. Er is bijvoorbeeld geen zeggenschapsrelatie. De RvC kan de leden van het bestuur geen instructies geven. De RvC heeft een eigen statutaire functie in het systeem van checks and balances, maar die is niet hoger of zwaarder dan die van het bestuur.
Ten tweede suggereert deze bepaling ten onrechte dat de voorzitter van de RvC een bijzondere bevoegdheid heeft ten opzichte van de andere leden van de raad. Dat is niet het geval. Onze wet gaat uit van collegiaal bestuur. Dat geldt ook voor de raad van commissarissen. Zij zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor hun beslissingen. De voorzitter van de RvC geldt daarbij als een normale commissaris. Zelfstandig heeft de voorzitter van de RvC geen enkele statutaire bevoegdheid. Jawel, meestal mag hij de vergadering van aandeelhouders voorzitten. Dat is echter een neutrale functie die niet afstraalt op de andere commissarissen. En daarmee kom ik op het derde, meest principiële punt.
Door, zoals bij de Curaçaose modelstatuten, de voorzitter van de RvC de doorslag te laten geven bij een verschil van opvatting tussen twee bestuurders, gaat de voorzitter rechtstreeks op de stoel van het bestuur zitten. Hij wordt bestuurder. Tegelijkertijd oefent hij ook toezicht uit op dezelfde bestuurshandeling. Dat is een ernstige conflict of interest. Wat te doen als het desbetreffende bestuursbesluit waarbij de opvatting van de voorzitter van de RvC de doorslag heeft gegeven omdat de bestuurders er samen niet uitkwamen, vervolgens door de RvC wordt afgekeurd? Of nog erger nog, wat te doen als het desbetreffende bestuursbesluit tot schade voor de organisatie leidt? De mogelijke bestuurdersaansprakelijkheid is dan voor de voorzitter van de RvC gelijk aan die van elke andere bestuurder. Zijn aansprakelijkheid is dus enorm uitgebreid. Sterker nog, mogelijk zijn ook de andere commissarissen in dat geval aansprakelijk.
De conclusie is dat deze bepaling in de modelstatuten ronduit verkeerd is. Beter verwijderen dus! En die twee tijgers? Neem gewoon in de statuten een bepaling op dat de voorzitter van het bestuur wordt aangewezen door de Algemene Vergadering van Aandeelhouders en dat bij verschil van mening zijn of haar stem de doorslag geeft. De voorzitter van de RvC is zelf geen tijger. Hij houdt met zijn collega’s toezicht op de tijgers.
Prof. dr. F.B.M. Kunneman is senior partner bij advocatenkantoor VanEps Kunneman VanDoorne en hoogleraar Corporate Governance aan de UoC. Hij leidt het team dat adviseert over corporate governance. Hij schrijft en doceert al decennia over dit onderwerp.