Door Fred de Haas
Het is traditie geworden om in de maand augustus het feit te herdenken dat in 1795 de ‘slaaf’ Tula op Curaçao een opstand ontketende tegen het gezag van het Nederlandse koloniale bewind.
De betrekkelijk kleine groep vrijheidsstrijders bleek niet opgewassen tegen het op het eiland gevestigde koloniale Nederlandse leger. De opstand was hiervoor te kleinschalig en de geografische situatie op het eiland niet gunstig.
Het zou in dit verband dan ook absurd zijn om de opstand van Tula te vergelijken met, bijvoorbeeld, de grote revolutionaire bewegingen op Haïti waar er sprake was van de aanwezigheid van een betrekkelijk groot Frans koloniaal leger en honderdduizenden opstandige - soms vrijgemaakte - slaven die werden geleid door zwarte commandanten als Toussaint en Dessalines die hoge rangen hadden bekleed in het Franse leger en door Franse militairen waren getraind.
De oude situatie op Curaçao zou zich nog tot 1863 voortzetten, waarna er tot diep in de 20e eeuw nog een periode volgde van koloniaal gezag die uiteindelijk werd afgesloten door nieuwe - voor Aruba en Curaçao autonome - vormen van bestuur.
In Nederland heeft in de loop der jaren een bewustwording plaatsgevonden van de op humanitair gebied soms traumatische gevolgen van het Nederlandse kolonialisme. Men is eindelijk bereid deze gevolgen publiekelijk onder ogen te zien en hieraan vorm te geven door officiële aanwezigheid bij slavernijherdenkingen en het organiseren van tentoonstellingen. Zo is er in het Nationaal Archief in Den Haag in 2017 een tentoonstelling geopend over de Verenigde Oost-Indische Compagnie en zal er over enkele jaren een groots opgezette expositie over de slavernij komen in het Rijksmuseum.
De jaarlijkse Tula-herdenking zou een goede gelegenheid kunnen bieden om - zowel op Curaçao als in Nederland - niet louter de aandacht te richten op die ene, specifieke gebeurtenis uit het verre verleden, maar om de herdenking in een bredere context te plaatsen. Bijvoorbeeld door stil te staan bij de begrippen Macht, Onderdrukking en Opstand in verleden en heden. Vanzelfsprekend moet daarbij de herinnering aan de ‘slaventijd’ levend worden gehouden en niet vervagen in de brede context.
In zo’n breder kader zou een dergelijke presentatie als grootste gemene deler ‘beeldvorming rond de slavernij door de eeuwen heen’ kunnen hebben. Zo’n thema kan onverwachte en vaak paradoxale perspectieven openen.
Aan de hand van historische teksten, portretten, beelden, schilderijen en tekeningen kan men inzicht krijgen in de manier waarop mensen hebben gedacht - of niet gedacht - over de onderdrukte en vernederde, zowel blanke als zwarte medemens.
Daarbij kunnen allerlei beelden en gegevens de revue passeren: de wetten van Hammurabbi, het denken over slavernij van de oude Grieken, het deporteren van honderdduizenden mensen uit door de Romeinen veroverde gebieden, de Arabische handel in miljoenen mensen uit landen ten Zuiden van de Sahara en de Kaukasus, het vaak ellendige leven van de van hun ‘heer’ afhankelijke lijfeigenen in de Europese, feodale Middeleeuwen, het bedrijf van de Afrikaanse makelaars in slaven, het verzet van gevluchte slaven (de ‘marrons’) die hun eigen autonome gemeenschappen inrichtten, de ‘negerjongetjes’ die dienst deden als een soort speeltje voor ‘adellijke’ dames aan de Franse en Spaanse hoven, het gedwongen ‘fitnessdansen’ aan boord van de slavenschepen, de oprechte vrolijkheid van de zwarte, Caribische muzikanten en hun deels door Afrikaanse tradities geïnspireerde muziek, de miljoenen ‘blanke’ lijfeigenen in Rusland die pas in 1861 werden geëmancipeerd, de oorlogsmisdaden van de door de Franse generaals Leclerc en Rochambeau geleide Franse soldaten in Haïti (het toenmalige Saint Domingue) en de oorlogsmisdaden van zwarte Haïtiaanse vrijheidsstrijders als Dessalines, de racistische opvattingen van Europese denkers uit die tijd, de opvattingen van tegenstanders van de slavernij als Sharp en Wilberforce in Engeland, de halfzachte houding van Voltaire en Condorcet in Frankrijk en de krachtige figuur van de uit de Elzas afkomstige Fransman Schoelcher die met succes streed voor de afschaffing van de slavernij in de Franse koloniën.
Het gaat in zo’n presentatie uitdrukkelijk niet om de schuld van onze voorouders af te wentelen op de mensen van nu, noch om het tonen van allerlei kwellingen en straffen uit de slaventijd. Dat is genoegzaam bekend. Het zou vooral moeten gaan om het bewust maken van de manier waarop de menselijke geest kan werken ten aanzien van ontstellende fenomenen als slavernij en door kerk en Staat gesanctioneerde onderdrukking.
Ik hoop dit in de komende maanden nader te kunnen uitwerken en illustreren.
Aldus gepresenteerd moet zo’n geschiedenis een les zijn voor degenen die zich, vanuit het heden, rekenschap willen geven van het soms langdurig falen op moreel gebied van het menselijk bedrijf van vroeger.
In dit verband is het ook voor de Antillen van groot belang dat elke onderwijzer/leraar doordrongen is van de grote lijnen waarlangs de Antilliaanse en Caribische geschiedenis zich - soms op nietsontziende wijze - heeft voltrokken.
Het is daarom aan te bevelen dat er in elke pedagogische opleiding een aantal relevante geschiedenismodulen wordt opgenomen die een leidraad zijn voor degenen die een belangrijke taak vervullen in de ontwikkeling van de huidige en komende generaties.
Ook Tula-herdenkingen kunnen in dit bewustwordingsproces een belangrijke rol spelen.