Door prof. dr. F.B.M. Kunneman
De tijd is voorbij dat stichtingen met een belangrijke maatschappelijke functie in isolement en afzondering hun taken konden uitoefenen. Op het ene eiland in de Dutch Caribbean is op dit moment het grootste ziekenhuis in het brandpunt van de aandacht, op het andere eiland de grootste woningbouwstichting en op weer een ander eiland de enige scholengemeenschap. Afgezien van de, eufemistisch gezegd, niet altijd erg positieve publieke aandacht, hebben deze drie instituten gemeen dat zij juridisch zijn georganiseerd als een stichting. Stichtingen zijn de meest autonome juridische vehikels die we kennen. Een stichting heeft geen aandeelhouders. Een stichting heeft geen leden. Een stichting heeft een bestuur. That's it. In beginsel bepaalt dat bestuur wat er gebeurt, zij het binnen de grenzen van de wet en de statuten.
Ingrijpen door anderen
Hoe kan dan een minister of staatssecretaris stellen dat een stichtingsbestuur moet opstappen? En waarom zegt hij dat wel over het bestuur en niet over de directeur? Op de eerste plaats is het opmerkelijk dat de minister ingrijpt in een stichtingsbestuur. Immers, over het algemeen hebben buitenstaanders die mogelijkheid in het geheel niet. Soms is echter in de statuten de mogelijkheid opgenomen dat een externe partij zoals een subsidiegever of de overheid de mogelijkheid heeft om een of meer bestuursleden te benoemen. Het komt niet vaak voor dat die externe partij dan ook de bevoegdheid heeft om die bestuursleden te ontslaan. Meestal is dat een bevoegdheid van het bestuur zelf. Maar er is nog een andere manier om invloed uit te oefenen op een stichtingsbestuur. De meeste stichtingen kunnen slechts voortbestaan wanneer zij subsidie ontvangen. Het is tegenwoordig normaal dat subsidie wordt uitgekeerd op basis van een ‘zorgcontract’. In het zorgcontract staan afspraken over de omvang van de subsidie en over de wijze waarop deze wordt aangewend door de stichting. Daarbij kunnen ook voorwaarden worden gesteld aan de ‘governance’ van de stichting. Onderdeel van dergelijke afspraken kan zijn, dat de subsidiegever op straffe van opschorten of intrekken van de subsidie, het recht heeft om in te grijpen in de bestuurssamenstelling. In het geval van een school in Caribisch Nederland is de WVO BES van toepassing. Op basis daarvan kan de minister bepaalde aanwijzingen geven.
Rol directie en bestuur
Waarom dan wel ingrijpen in het bestuur en niet in de directie van de stichting? Bij de meeste (ouderwetse) stichtingen is de directie of de directeur een werknemer van de stichting. De directeur heeft in dat geval geen zelfstandige statutaire rol. Juridisch verantwoordelijk voor het reilen en zeilen van de stichting zijn en blijven naar buiten toe de bestuursleden. Het feit dat dezen de dagelijkse werkzaamheden delegeren aan een directeur, maakt dit niet anders. De directeur is dan hooguit in de interne relatie naar de stichting toe aansprakelijk, echter niet zo gemakkelijk naar buiten toe. En als de directeur wel als orgaan in de statuten is verankerd, dan kunnen deze statuten ook bepalen dat (slechts) het bestuur tot ontslag bevoegd is.
De meeste grote stichtingen zijn daarom iets anders georganiseerd. Zij hebben een zogenaamd ‘Raad van Toezicht’-model. In dat geval is de directie (verwarrend genoeg vaak ook weer ’bestuur’ of ‘raad van bestuur’ genoemd) statutair verankerd, evenals een daarboven liggend toezichthoudend orgaan: de raad van toezicht. Het voordeel daarvan is dat de interne en externe verantwoordelijkheid voor het reilen en zeilen van de stichting dan ligt bij de persoon of personen die met de dagelijkse leiding zijn belast. De toorn van de subsidiegever richt zich dan (vooral) op hen als het mis loopt. Als er geen raad van toezicht is, moet het (klassieke) bestuur de klappen opvangen. De goede oude dagen van eervolle en leuke bestuursbaantjes zijn allang voorbij. Soms komt dat inzicht met een donderslag.
Prof. dr. F.B.M. Kunneman is senior partner bij advocatenkantoor VanEps Kunneman VanDoorne en Hoogleraar Corporate Governance aan de UoC. Hij leidt het team dat adviseert over corporate governance. Hij schrijft en doceert al decennia over dit onderwerp.