Ik zou nog even terug willen komen op het driedaagse jubileumcongres en debat InterExpo Caribbean dat vorige week plaatsvond in het kader van de ‘Viering van 70 jaar Statuut van het Koninkrijk’ bij Nieuwspoort in Den Haag. Onder de genodigden waren vertegenwoordigers van alle zes de Caribische eilanden, aangevuld met kennisexperts uit Nederland. Er werden zeer inspirerende toespraken gehouden door verschillende bestuurders, politici en professoren. De thema’s varieerden van het Statuut tot onderwijs, bestaanszekerheid en het democratisch deficit.
De teneur was echter niet bepaald positief richting Europees Nederland. Er klonken veel kritische geluiden over onze bemoeizucht en de houding dat wij beter zouden weten wat goed is voor het Caribische deel van het Koninkrijk. Om nog maar te zwijgen over de vermeende achtergestelde positie van de Caribische eilanden ten opzichte van Europees Nederland.
Een van de sprekers die mij intrigeerde was socioloog Aart G. Broek. Hij plaatste kritische opmerkingen over de honderden miljoenen die beschikbaar zijn gesteld na het excuus voor het slavernijverleden. Opvallend was zijn suggestie dat de 100 miljoen euro voor het slavernijmuseum in Amsterdam veel beter had kunnen worden geïnvesteerd in onderwijs op de Caribische eilanden. Volgens hem zouden die middelen daar een veel grotere impact hebben gehad. De zaal, gevuld met bestuurders uit de Cariben, reageerde met een best wel enthousiast applaus.
De PVV was en is geen voorstander van het gemaakte excuus. De komma van voormalig VVD-premier Mark Rutte is wat ons betreft inmiddels een vette punt geworden. Wat mij echter vooral opviel, was de krachtige reactie van de zaal, waaruit je kon concluderen dat het museum werd gezien als zelfverrijking in Amsterdam, terwijl de Caribische eilanden kampen met veel urgentere problemen. Het museum in Amsterdam lijkt meer op een monument van Nederlandse zelfvoldoening.
Tijdens de behandeling van de Begroting Koninkrijksrelaties in het Nederlandse parlement kwam ook het slavernijgeld ter sprake. Ik stelde: ,,Liever brood op de plank dan een monument op de hoek.” Mijn opinie werd afgedaan met hoon, vooral door Nederlandse politici die zich graag opwerpen als progressieve voorvechters van boetedoening. Dit illustreert opnieuw hoe hypocriet onze houding vaak is en hoe wij hier blijven denken te weten wat het beste is voor onze Caribische koninkrijksgenoten.
Ik heb ooit gezegd dat ik de mensen van de eilanden eerst moest leren kennen en begrijpen voordat ik over hen kan oordelen en beslissingen kan nemen die hen aangaan. Dit congres was weer een klein stapje in de goede richting.
Peter van Haasen (Tweede Kamerlid PVV en woordvoerder Koninkrijksrelaties),
Den Haag