Kerkelijke verenigingen CAS-eilanden blijven strijden tegen homohuwelijk
Van een onzer verslaggevers
Willemstad - ‘Namens de meerderheid van de respectievelijke bevolkingen’, verzoeken (niet katholieke, red.) kerkelijke verenigingen van Curaçao, Aruba en Sint Maarten, ‘de edelhoogachtbare heren en vrouwen van de Hoge Raad’ het vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van 6 december 2022 inzake het homohuwelijk nietig te verklaren en de uiteindelijke beslissing over te laten aan de parlementen van Curaçao en van Aruba.
Zo eindigen Said Flores, voorzitter Asosashon Pastornan Kristian (APK); Gilberto Martes, voorzitter Iglesianan Cristian di Aruba (ICA); en Orlando Wilson, voorzitter Sint Martin United Ministerial Foundation hun brief aan de Hoge Raad der Nederlanden in Den Haag. Zij zeggen te spreken als ‘de gemeenschappen van kerken en voorgangers van Curaçao, Aruba en Sint Maarten’ en naar eigen zeggen dus ‘namens de meerderheid van de bevolkingen’ (overigens zonder dat duidelijk wordt gemaakt hoe dit is gemeten).
,,In de overweging van 6 december 2022 of er sprake is van discriminatie stelt het Hof dat het homohuwelijk vergelijkbaar is met het heterohuwelijk en is daarom gelijk aan het heterohuwelijk.” Deze conclusie is volgens hen in strijd met een hele reeks bepalingen, waarna een opsomming volgt:
Artikel 12 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), waardoor er geen sprake kan zijn van discriminatie; het vonnis van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 24 juni 2010, dat stelt dat EHRM de lidstaten geen verplichting tot het homohuwelijk mag opleggen; en het Burgerlijk Wetboek van Curaçao, van Aruba en van Sint Maarten, die stellen: ‘het huwelijk kan slechts bestaan tussen een man en een vrouw’.
Het Hof stelt dat de Staatsregeling het Burgerlijk Wetboek op ‘discriminatie’ veroordeelt, vervolgen de drie voorzitters. Deze conclusie is volgens hen ‘incorrect’: het Hof had eerder het Burgerlijk Wetboek moeten toetsen aan het EVRM en tot de conclusie moeten komen dat de Staatsregeling niet in strijd met het EVRM geïnterpreteerd had mogen worden.
Flores, Martes en Wilson: ,,Zowel het Hof als de advocaat-generaal van de Hoge Raad haalt aan dat de acceptatie van homoseksualiteit groot is in de desbetreffende landen van het Koninkrijk. Acceptatie blijkt geen steekhoudend argument te zijn als men in overweging neemt”, waarna opnieuw een opsomming volgt: Dat het EHRM in de toenemende acceptatie van homoseksualiteit in Europa geen wettelijke grondslag zag om het homohuwelijk van de lidstaten te eisen; dat men tot tweemaal toe tegen het vonnis in beroep is gegaan; dat het wetsvoorstel homohuwelijk dat in 2019 bij de Staten van Curaçao werd ingediend geen voortgang heeft geboekt; en dat in Aruba een spontane handtekeningenactie tegen het homohuwelijk in 2023 meer dan 16.000 handtekeningen opleverde, hetgeen overeenkomt met vijf parlementszetels.
Maar ook, zo wordt opgevoerd, dat hoewel er in Nederland een schijnbare acceptatie is, men toch via het strafrecht repressief optreedt tegen mensen die de gender-ideologie niet delen; dat wereldwijd slechts 35 van de 193 bij de Verenigde Naties aangesloten landen het homohuwelijk hebben gelegaliseerd over de afgelopen twee decennia, waarbij in slechts drie landen dit werd gedaan na een referendum; dat 82 procent van de landen die aangesloten zijn bij de VN het homohuwelijk afwijst; en dat de verwachting is dat Land Curaçao en Land Aruba bereid zijn een eventueel negatief vonnis hogerop te appelleren.
Het EHRM heeft in verschillende uitspraken bevestigd, aldus de kerkelijke verenigingen, dat er geen recht bestaat op het homohuwelijk. ,,Toch eist het EHRM van de lidstaten dat zij een alternatief op het homohuwelijk aanbieden. Het enige verschil tussen het civiel huwelijk en het geregistreerd partnerschap is het aantal rechten dat aan elk wordt toegekend.”
Aangezien het geregistreerd partnerschap ook de seksuele relatie inhoudt, vervolgen de drie, worden de lidstaten dus toch gedwongen de homoseksuele relatie te erkennen en daaraan rechten te verlenen. ,,Het EHRM geeft ook toe dat deze verplichting gebaseerd is enkel en alleen op het subjectieve argument van acceptatie onder de Europese bevolking en niet op mensenrechten. Er is dus eerder sprake van een gunst aan homoparen dan van mensenrechten. Met andere woorden, er worden rechten toegekend die niet gebaseerd zijn op rechten.”
Dit creëert ernstige tegenstrijdigheden, aldus Flores, Martes en Wilson. ,,Ook is er in het Caribisch gebied geen sprake van ‘a rapid evolution of social attitudes towards same-sex couples’. In verschillende Caribische staten is er zelfs sprake van een wettelijk verbod op sodomie. En die staten waar het homohuwelijk al werd ingevoerd, zoals de BES-eilanden (Bonaire, Sint Eustatius en Saba), en Franse departementen, zijn overzeese gebieden van voormalige kolonisatoren die daarin geen keuze werd geboden. Ook de volkeren van Puerto Rico en de US Virgin Islands werden hierin niet geraadpleegd.”
Reactie Mirto Murray
,,De Hoge Raad slaat geen acht op schrijven of anderszins documenten die na het aanzeggen van de uitspraak, die thans geagendeerd staat voor vrijdag 31 mei 2024, worden toegezonden aan de Hoge Raad en retourneert per kerende post dergelijke schrijven en documenten”, zo zegt Mirto Murry, een van de advocaten die in deze zaak de mensenrechtenorganisaties en de lesbische koppels bijstaan.
Hij vervolgt: ,,Met een elektronisch verzonden schrijven is dat een stuk lastiger maar ik heb er alle vertrouwen in dat de griffie van de Hoge Raad op ondubbelzinnige manier duidelijk maakt het schrijven van de heren namens hun kerkelijke instanties niet te zullen betrekken in de besluitvorming om te komen tot een uitspraak. Kortom, dit is een zinloze actie meer bedoeld voor de publieke opinie dan voor het gepretendeerde doel de Hoge Raad nog te proberen overtuigen van hun standpunten.”
,,Over de inhoud van het schrijven onthoud ik me graag van commentaar”, aldus de advocaat. ,,Wij kijken, tezamen met de organisaties Human Rights Caribbean op Curaçao en Fundacion Orguyo op Aruba, maar misschien wel des te belangrijker de beide koppels op Curaçao en Aruba met het volste vertrouwen tegemoet naar de uitspraak van de Hoge Raad.”