CBCS: Garcia streek 4,5 miljoen gulden op en onttrok 20 miljoen dollar
Van een onzer verslaggevers
Willemstad - In antwoord op een vraag van de rechter heeft de Centrale Bank CBCS een overzicht overgelegd waaruit blijkt dat Eric Garcia, de oorspronkelijke gemachtigde in verband met de noodregeling voor een viertal op Curaçao gevestigde Venezolaanse banken, in totaal bijna 4,5 miljoen gulden aan honorarium kreeg uitbetaald.
Het Antilliaans Dagblad leest dit in een pas onlangs gepubliceerd vonnis van vorige maand. De rechter had de vraag met betrekking tot Garcia aldus geformuleerd: ,,Volgens de verzoeken ontving een van de door (de rechtsvoorganger van) CBCS aangewezen gemachtigden (naast kosten) een vergoeding van 10.000 dollar voor elke twee weken vanaf 1994 voor zijn werkzaamheden in de noodregelingen van de Venezolaanse banken, welke vergoeding vanaf november 1999 is verlaagd naar 7.500 dollar per twee weken en in juni 2002 naar 5.000 dollar. In april 2015 heeft CBCS hem ontslagen. Dat zou neerkomen op meer dan 5 miljoen gulden aan honorarium. Klopt dat?”
Daarop komt dus het antwoord dat het alles bij elkaar ging om bijna 4,5 miljoen gulden aan honorarium voor Garcia. Maar de rechter heeft meer vragen: ,,Afgaand op de verzoeken heeft diezelfde gemachtigde (Garcia, red.) in september 2009 ruim 7 miljoen dollar aan Interunion onttrokken, en is bij Banco Latino een veelvoud van dat bedrag verdwenen. In hoeverre is dit relevant voor de beoordeling of het redelijk is het honorarium en de kosten van deze gemachtigde ten laste van de instellingen te brengen?”
In antwoord op die vraag heeft CBCS verklaard dat Garcia ‘afgerond 20 miljoen dollar uit de noodregelingen heeft ontvreemd’. ,,CBCS heeft daarvan aangifte gedaan en een klacht niet-vervolging ex artikel 15 Wetboek van Strafvordering ingediend bij het Hof. CBCS neemt het standpunt in dat de later aan het licht gekomen onttrekkingen door Garcia niet wegnemen dat CBCS nu eenmaal kosten heeft gemaakt voor de noodregelingen en voor Garcia als gemachtigde.”
De rechter laat daarop weten dat het aan de oorspronkelijk gemachtigde (Garcia) toegekende honorarium ‘ook ongeacht de door hem gepleegde onttrekkingen disproportioneel hoog’ acht.
,,Dit te meer nu verantwoording van de door hem aan de noodregelingen bestede tijd grotendeels ontbreekt.” Zoals uit een ander artikel elders in deze editie blijkt, heeft Garcia beweerd dat alle documenten met betrekking tot de noodregelingen ‘verloren zijn gegaan tijdens tropische storm Tomas in 2010’.
Kosten noodregeling voor helft toegekend
Ten aanzien van vier Venezolaanse banken al vanaf medio jaren ‘90
Kosten in verband met de al zeer langlopende noodregeling ten aanzien van een viertal Venezolaanse banken op Curaçao mag de toezichthouder, de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS), opvoeren. Dat heeft de rechter bepaald.
Het Antilliaans Dagblad leest dit in een pas onlangs gepubliceerd vonnis van vorige maand. Het betreft hier Banco Latino (1994); Interunion Bank Antilles (1996); Banco Principal (1995); en Banco Consolidado (1996). Het gerecht stelt de kosten in de noodregelingen over de periode vanaf het uitspreken van daarvan tot en met 31 oktober 2021 vast op de volgende respectievelijke bedragen: bijna 2 miljoen gulden; ruim 334.000 gulden; ruim 772.000; en bijna 769.000.
Hoewel de Centrale Bank hiermee de rechtszaak wint, had de CBCS hogere bedragen verzocht, namelijk ruim 3,9 miljoen in het geval van Banco Latino; 668.000 in verband met Interunion; voor Banco Principal was het verzoek 1,5 miljoen; en Banco Consolidado ook ruim 1,5 miljoen.
,,Zoals ook uit de verzoeken blijkt, is er een samenhang tussen de noodregelingen en de kosten daarvan. Die samenhang is er ook met de noodregeling uitgesproken ten aanzien van Banco Maracaibo (1994, later failliet verklaard)”, aldus de rechter, die verwijst naar de Landsverordening Toezicht Bank- en Kredietwezen (LTBK).
,,Beoordeeld zal moeten worden of aannemelijk is dat de kosten zijn gemaakt, alsmede of deze naar aard en omvang redelijk zijn.” Bij een tussenbeschikking zijn de CBCS diverse vragen gesteld, waaronder deze: ,,Deze noodregelingen lopen al meer dan 25 jaar, en er lijkt niets of nagenoeg niets over te blijven voor de schuldeisers. In hoeverre past de gevolgde aanpak in het wettelijk systeem, en in hoeverre is een en ander van invloed op de beoordeling van de redelijkheid van de opgevoerde kosten?”
In antwoord op deze vraag heeft CBCS ‘de complexiteit van deze noodregelingen benadrukt’, met ‘moeilijk af te handelen vermogensbestanddelen in Venezuela’. Met het oog daarop is destijds door de toenmalige top van de Bank van de Nederlandse Antillen (BNA) Eric Garcia aangesteld als de intussen oorspronkelijke gemachtigde, ‘wegens diens gedegen kennis van het bankwezen in het algemeen en van het bankwezen in Latijns-Amerika in het bijzonder’.
Later echter is gebleken dat Garcia ten eerste het in hem gestelde vertrouwen heeft geschaad, ten tweede gelden aan de banken heeft onttrokken en op de derde plaats de afwikkeling van de noodregelingen heeft vertraagd om die onttrekkingen te verdoezelen.
Alle documenten met betrekking tot de noodregelingen zouden volgens Garcia (tevens bekend als oud-directeur van de lokale commerciële Girobank, die momenteel op kosten van de gemeenschap wordt ‘afgewikkeld’, red.) verloren zijn gegaan tijdens tropische storm Tomás in 2010.
Dit verklaart volgens CBCS de lange duur van de noodregelingen. Volgens CBCS biedt het wettelijk systeem de mogelijkheid tot liquidatie door CBCS, ook indien sprake is van een negatief eigen vermogen en duidelijk is dat de schulden niet geheel kunnen worden voldaan.
,,Vastgesteld moet worden”, aldus de rechter in zijn beoordeling. ,,Dat door het verloop van tijd, het door CBCS geschetste optreden van haar gemachtigde (de oorspronkelijk gemachtigde Garcia, red.) en het beweerdelijk verloren gaan van diens administratie, nauwelijks een beeld kan worden verkregen van de omvang en het nut van de verrichte werkzaamheden. Dat wreekt zich bij de beoordeling van de redelijkheid van de opgevoerde kosten.”
Van belang acht het gerecht echter ook dat de huidige gemachtigde van de CBCS, de advocaat Valerie Maria, en CBCS zelf zich geconfronteerd zien met deze erfenis uit het verleden en - zoals uit de stukken blijkt - ‘er serieus werk van maken de zaken op orde te krijgen’. Hiermee rekening houdend komt het de rechter ‘passend en redelijk voor de kosten vast te stellen op de helft van de verzochte bedragen’.
Verder is bepaald dat CBCS nadere verzoeken om vaststelling van kosten vergezeld moet laten gaan van een verslag en overzichten.