Schoolbesturen sturen een verklaring rond
Van een onzer verslaggevers
Willemstad - De meeste Curaçaose schoolbesturen zijn het erover eens: Binnen het Koninkrijk moet daadwerkelijk gewerkt worden aan gelijkwaardigheid in het onderwijs.
Dit wordt naar voren gebracht in een ‘Verklaring Bijzondere Schoolbesturen’ die is gestuurd naar de minister, het parlement, de vertegenwoordiging van Nederland, maar ook naar andere maatschappelijke instellingen.
Dat zeggen de schoolbesturen niet zomaar, ze beroepen zich op de Landspakketten waarin onderwijs als ontwikkelingsgebied wordt aangemerkt. Ook heeft Nederland in het kader van het slavernijverleden uitgesproken zich in te willen zetten voor gelijkwaardigheid binnen het Koninkrijk. Daar komt bij dat de Nederlandse minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Robbert Dijkgraaf (D66) zich tijdens zijn bezoek aan Curaçao gezegd heeft werk te willen maken van het wegwerken van achterstanden in het onderwijs. En, zo wordt door de schoolbesturen aangevoerd: ,,Zowel Nederland als Curaçao hebben zich gecommitteerd aan de Sustainable Development Goals (SDG’s) in het bijzonder SDG 4, ‘inclusief, gelijkwaardig en kwalitatief onderwijs voor iedereen’ en SDG 10, ‘verminderen ongelijkheid binnen en tussen landen’.” Ook hebben Nederland en Curaçao zich verbonden aan het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) waar in artikel 28 over het recht op onderwijs bij lid 1 staat: ,,De Staten die partij zijn, erkennen het recht van het kind op onderwijs, en teneinde dit recht geleidelijk en op basis van gelijke kansen te verwezenlijken.” En bij lid 3 is opgenomen: ,,De Staten die partij zijn, bevorderen en stimuleren internationale samenwerking in aangelegenheden die verband houden met onderwijs, met name teneinde bij te dragen tot de uitbanning van onwetendheid en analfabetisme in de gehele wereld, en de toegankelijkheid van wetenschappelijke en technische kennis en moderne onderwijsmethoden te vergroten. In dit opzicht wordt met name rekening gehouden met de behoeften van de ontwikkelingslanden.”
Door de schoolbesturen wordt aangevoerd dat de kwaliteit van onderwijs van invloed is op de toekomst van de kinderen in alle landen in het Koninkrijk. Maar dat er voor wat betreft Curaçao sprake is van het niet kunnen voldoen aan de basisvoorwaarden die nodig zijn voor het verzorgen van een basiskwaliteit van onderwijs en dat er al vóór Covid-19 sprake was van achterstanden en dat die alleen maar zijn toegenomen en toenemen.
,,De onderwijsontwikkelingen binnen de verschillende landen van het Koninkrijk der Nederlanden lopen niet gelijk op en er is sprake van grote verschillen in onderwijskwaliteit binnen het Koninkrijk met alle consequenties van dien”, aldus de schoolbesturen. Het is om deze reden, dat het aantal privéscholen op Curaçao groot is, ‘zeker in vergelijking met het aantal privéscholen in andere landen binnen het Koninkrijk’ (op Curaçao één school op de 13.000 inwoners, in Nederland één op de 283.000 inwoners). De kwaliteit van onderwijs voor kinderen van welgestelden die zich privéonderwijs kunnen permitteren verschilt qua randvoorwaarden ‘in grote mate’ van het gesubsidieerde onderwijs. ,,Er is ontoereikende bekostiging waardoor basiskosten zoals water, elektra en schoonmaak niet volledig kunnen worden gedekt en investeringen in leermiddelen en schoolmeubilair niet kunnen worden verricht.”
Maar zelfs tussen de gesubsidieerde scholen zijn de verschillen groot, omdat de scholen afhankelijk zijn van donaties van ouders voor het bekostigen van onderwijsaangelegenheden, zo wordt ook nog aangegeven. De schoolbesturen die de petitie tekenen zijn het Rooms Katholiek Centraal Schoolbestuur (RKCS), de Vereniging Protestants Christelijk Onderwijs (VPCO), Stichting Christelijk Onderwijs New Song (SCONS), Stichting Onderwijs der Zevende Dags Adventisten (SOZDA), Fundashon Skol Humanista na Papiamentu (FSHP), Stichting Christelijk Onderwijs der Evangelische Broedergemeente (SCOEBG) en het Instituto pa Formashon den Enfermeria (IFE).
Opvallend is dat Dienst Openbare Scholen (DOS) niet van de partij is. DOS valt direct onder het ministerie van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport (OWCS) en dus de minister van OWCS, Sithree ‘Cey’ van Heydoorn (MFK).
Gevraagd om ‘objectief’ onderzoek
Tot driemaal toe wordt verzocht om ‘objectief’ onderzoek te doen. Gevraagd wordt om: (1) ,,Objectief in kaart te brengen (en follow-up te geven aan) wat er op korte, middellange en lange termijn daadwerkelijke nodig is om de kwaliteit van het onderwijs zodanig te verhogen dat er sprake is van een gelijkwaardige kwaliteit van onderwijs en als gevolg daarvan gelijke kansen binnen het Koninkrijk; (2) Objectief in kaart te brengen (en follow-up te geven aan) op welke wijze er samenwerking kan worden gerealiseerd binnen het Koninkrijk op verschillende niveaus om samen op te trekken in onderwijsontwikkelingen, om zodoende gelijkwaardige kwaliteit ook richting de toekomst te waarborgen; (3) Objectief in kaart te brengen (en follow-up te geven aan) welke investeringen er nodig zijn op korte termijn voor het dekken van de basisvoorwaarden en basiskosten voor zaken zoals water, energie, schoonmaak en leermiddelen. En het beschikbaar stellen van een Koninkrijk-fonds voor onderwijs, welke in deze behoefte kan voorzien.” Wat de schoolbesturen ook belangrijk vinden is om als gelijkwaardige gesprekspartners betrokken te worden.
Het benadrukken van de objectiviteit en de maten van betrokkenheid vloeit voort uit de mening van de schoolbesturen over de eerder uitgevoerde nulmeting door de Curaçaose en Nederlandse inspecties van onderwijs.