Van onze correspondent
Den Haag - Een Nederlandse commissie heeft een uitgebreid rapport opgesteld voor ingrijpende herziening van de wetgeving rond de vervolging en berechting wegens ambtsdelicten door leden van parlementen, bewindslieden en andere gezagsdragers.
De commissie stelt wijzigingen voor die voor wat betreft de Caribische landen gevolgen heeft voor de procedure voor de berechting van de gouverneurs.
‘Niet boven, maar in de wet’ is de titel van het rapport, dat gisteren naar de Tweede Kamer is gestuurd. Daarmee geeft de commissie aan dat gezagsdragers in het strafrecht niet anders behandeld moeten worden dan andere burgers. Artikel 119 van de Grondwet van Nederland bevat nu wel aparte regels. De Nederlandse demissionaire minister Ferd Grapperhaus van Justitie en Veiligheid wil de voorstellen, waaronder een Grondwetswijziging en een rijkswet, voorbereiden zodat het volgende kabinet dit snel kan oppakken.
Volgens de commissie moet artikel 119 van de Grondwet worden geschrapt, zodat politieke gezagsdragers onder de normale strafregeling gaan vallen. Dat heeft gevolgen voor eventuele vervolging van de gouverneurs van Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Want de bepalingen uit artikel 119 komen overeen met artikel 10 van de Reglementen van de Gouverneurs. Dit artikel moet dus ook worden geschrapt ‘zodanig dat voor vervolging en berechting van de gouverneurs wegens ambtsdelicten dezelfde regels gaan gelden als voor de vervolging en berechting van bewindspersonen en staatssecretarissen wegens ambtsdelicten’.
Voor de Caribische gouverneurs speelt ook nog artikel 25 uit het Reglement een rol. Daarin worden strafbare feiten genoemd die tot vervolging van de gouverneurs kunnen leiden. Dit moet ook worden geschrapt, omdat ze ‘grote spanning vertonen met het legaliteitsbeginsel en artikel 7 EVRM (Europees mensenrechtenverdrag, red.)’. In dat artikel wordt gewezen op rechtszekerheid, namelijk dat geen straf kan worden opgelegd als niet van tevoren in de wet staat dat iets strafbaar is.
De Reglementen van de Gouverneurs hebben de status van rijkswet. Om de bijzondere bepalingen te schrappen is daarom een rijkswet nodig, aldus de commissie, ‘strekkende tot aanpassing van genoemde reglementen’.
Aruba en Curaçao kennen in hun staatsregelingen in tegenstelling tot Nederland geen aparte regels voor vervolging van ministers en bewindslieden. Het Openbaar Ministerie (OM) beslist of een minister als verdachte van een ambtsmisdrijf wordt aangemerkt. Daarna volgt een normaal strafproces.
Sint Maarten kent wel een aparte regeling, die bepaalt dat het Gemeenschappelijk Hof vervolging kan ‘bevelen’ na een vordering van de procureur-generaal. Volgens de commissie is dit in de praktijk echter eerder een machtiging aan het OM om tot vervolging over te gaan. Het Hof kan in het algemeen belang vervolging weigeren ‘als de beslissing om de vordering in te stellen lichtvaardig of op grond van politieke motieven is genomen’. Hoewel in een voetnoot wordt gemeld dat er kritiek is op deze regeling gaat de commissie daar verder niet op in.