Van een onzer verslaggevers
Willemstad - In het Europese deel van het Koninkrijk probeert ‘Den Haag’ zich ten aanzien van het Venezolaanse vluchtelingenprobleem op Curaçao en de andere Benedenwindse eilanden zo behendig mogelijk van elke (mede)-verantwoordelijkheid te ontdoen door te stellen dat het immers een ‘landsaangelegenheid’ betreft.
Dat stelt voormalig Koninkrijksambassadeur Lucita Moenir Alam in een gesprek dat het Antilliaans Dagblad had met haar en Rita Dulci Rahman, eveneens oud-ambassadeur, op de ‘gevoelige vraag’ wat zij vinden van de opstelling van de Nederlandse staatssecretaris Raymond Knops (CDA) van Koninkrijksrelaties dat het louter een landsaangelegenheid betreft.
,,Dit is niet alleen simplistisch, het klopt niet: naast het feit dat het moreel verwerpelijk is, is een dergelijk standpunt ook internationaal-politiek en juridisch gewoonweg te kort door de bocht! Niet alleen evident vanwege het Koninkrijksverband en verantwoordingsplicht voor de naleving van de mensenrechten conform ons Statuut, maar ook volkenrechtelijk door onze aansluiting bij de verreikende verplichtingen onder het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM), is deze stellingname eigenlijk beschamend. Voor iemand zoals ik die zich altijd heeft uitgesproken ten faveure van het Koninkrijk, juist vanwege de enorme meerwaarde van gedeelde hoge normen en waarden op het gebied van mensenrechten, goed bestuur en democratie, onbegrijpelijk. Bovendien heb ik, evenals elke Koninkrijksambassadeur, mij steeds actief ingezet voor de mensenrechten, ter uitdraging van één van de grondpijlers van het buitenlandbeleid van het ministerie van Buitenlandse Zaken, dat zich tot een Koninkrijksministerie rekent. Het internationale imago van het Koninkrijk is in het geding. Tot eind dit jaar is het Koninkrijk notabene lid van de VN-Veiligheidsraad, als lobbyist bij de campagne ter uitverkiezing weet ik maar al te goed dat de enorme en concrete bevlogenheid voor de naleving van mensenrechten, onder andere dat Den Haag zich enorm inzet als juridische hoofdstad van de wereld, een enorme plus is. Eenduidigheid of iets een landsaangelegenheid dan wel Koninkrijksaangelegenheid betreft, ligt complex en gevoelig, maar dat betekent dan natuurlijk niet dat het nemen van verantwoordelijkheid en het tonen van daadkracht, en zeker in dit geval van de mensenrechten, dan maar moet worden nagelaten.”
Rahman vult aan: ,,Ik moet toch voortdurend denken aan de wijze waarop binnen de Europese Unie (EU) lidstaten op de vingers worden getikt over de wijze van behandeling van vluchtelingen in het kader van naleving van het EVRM. Neem Malta, een eiland even groot als Curaçao maar met 400.000 inwoners. Ik citeer uit het rapport van Amnesty International van 2010. Tussen 2002 en 2009 kwamen naar schatting 13.000 mensen vanuit Libië per boot aan in Malta. Elke vreemdeling, asielzoekers inbegrepen, werd er beschouwd als een ‘verboden immigrant’ en automatisch voor onbepaalde tijd en onmiddellijk opgesloten - in de praktijk tot achttien maanden. Na deze opsluiting werden de bootvluchtelingen opgevangen in tenten of containers in mensonwaardige leefomstandigheden. Malta beriep zich op het feit dat de grote instroom van de vluchtelingen voor het kleine land niet verwerkbaar was, vandaar eerst de opsluiting. Vanuit de EU, en ook mede door Nederland, werd Malta krachtig op de vingers getikt. Met erkenning van de grote uitdaging werd opgemerkt dat dit het land niet ontsloeg van de verplichting om vluchtelingen te beschermen en hun mensenrechten te respecteren. In het geval van ons Koninkrijk kijken de landen allemaal hardnekkig weg.”