Van onze correspondent
Den Haag - Minister Barbara Visser van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) trekt nog geen conclusies over de manier waarop de drinkwatertarieven in Caribisch Nederland betaalbaar gemaakt kunnen worden. Een onderzoek door KPMG leverde geen eenduidig antwoord op die vraag. Pas in de loop van 2022 zijn uitgewerkte voorstellen te verwachten.
KPMG onderzocht vier scenario’s om voor Caribisch Nederland te komen tot een duurzame exploitatie van de drinkwatervoorziening. Betaalbaarheid speelt daarin een belangrijke rol, omdat het kabinet de kosten voor levensonderhoud wil verlagen om tot een sociaal minimum voor de eilanden te komen. De algemene conclusie is dat verlaging van drinkwatertarieven ‘niet het geëigende instrument is om de meest kwetsbare bewoners op de eilanden te ondersteunen’.
Demissionair minister Visser verwijst naar het onderzoek in haar Kamerbrief ter voorbereiding op het wetgevingsoverleg Water van aanstaande maandag 22 november. De drinkwatervoorziening in Caribisch Nederland is complex, omdat die op elk eiland anders is. Maar de gemene deler is ‘dat de kosten voor de drinkwatervoorziening in Caribisch Nederland hoog zullen blijven in vergelijking met Europees Nederland’.
Op dit moment worden de vaste watertarieven gesubsidieerd door IenW om ze betaalbaar te houden en in verband met de coronapandemie is de subsidie zelfs tot eind 2021 verhoogd naar 100 procent. Visser schrijft dat dit subsidiesysteem onzekerheid met zich meebrengt ‘zowel voor de eilanden als het gaat om de betaalbaarheid, als voor het ministerie als het gaat om beheersbaarheid’.
De vier door KPMG bestudeerde scenario’s brengen geen duidelijke oplossing dichterbij voor een duurzame financiering. Daarom gaat de minister met de eilanden in gesprek over de manier waarop het beste recht wordt gedaan aan de verschillen. Die oplossing moet rechtvaardig zijn voor alle gebruikers, doelmatig zijn zonder onnodige administratieve lasten en bestuurlijk en juridisch uitvoerbaar zijn. De uitkomst wordt in de loop van 2022 verwacht.
De vier scenario’s die KPMG beschrijft zijn er feitelijk vijf, omdat subsidiëring twee varianten kent, namelijk in de huidige tariefstructuur en een gestaffelde tariefstructuur waarin een lager tarief geldt voor de eerste kubieke meters en een hoger tarief voor grootverbruikers. Het huidige systeem is eenvoudig, maar heeft een beperkte invloed op het beleid.
Het gestaffelde systeem levert een aantal administratieve en bestuurlijke hobbels op, onder andere dat er een wetswijziging nodig is, maar is ook geen oplossing voor veel kwetsbare groepen. Met name op Bonaire wonen gezinnen met een laag inkomen vaak samen, waardoor het verbruik juist hoog wordt en op Saba en Sint Eustatius zijn veel huishoudens niet aangesloten op het waternet of zijn er geen meters.
Vaak wordt gewezen op de noodzaak voor verduurzaming van de energievoorziening om ook de watertarieven te verlagen. Los van het feit dat IenW niet over energie gaat is volgens KPMG de impact op de watertarieven beperkt. Verduurzaming kan wel in samenhang met andere scenario’s een oplossing brengen. Op Bonaire kan het door WEB uitgewerkte plan voor verduurzaming hier een bijdrage aan leveren.
Het differentiëren van tarieven tussen inkomensgroepen, waarbij dus lage inkomens minder betalen dan mensen met een hoog inkomen, is discriminerend en daarom geen passend instrument, aldus KPMG over het tweede scenario. Bovendien is daarvoor een ‘significante’ wetsaanpassing nodig.
Het laatste scenario is socialiseren, waarmee bedoeld wordt dat de hogere kosten in Caribisch Nederland door de drinkwaterbedrijven in Europees Nederland worden betaald, lees: de Nederlandse belastingbetaler. Dit systeem bestaat binnen Nederland voor bijvoorbeeld de Waddeneilanden. Hoewel dit een structurele oplossing is voor de betaalbaarheid ziet KPMG veel beren op de weg. De wetten moeten ‘significant’ worden aangepast en het vraagt betrokkenheid van de Nederlandse drinkwaterbedrijven. Het is het meest complexe scenario en het zal daarom meer dan drie jaar duren voor het kan worden toegepast.
Voor het socialiseren of subsidiëren van de watertarieven naar het niveau van Europees Nederland is op Bonaire 7,5 tot 8 miljoen euro per jaar nodig, berekende KPMG. Voor het subsidiëren van het vaste tarief naar 0 dollar is dat 5,5 tot 6,3 miljoen euro. Dit zijn de bedragen voor 2022 en 2027, waarbij rekening wordt gehouden met een groei in het aantal aansluitingen.
KPMG rekende ook uit wat differentiatie van tarieven kost aan subsidie als wordt uitgegaan van 10 procent meest kwetsbare groepen. Dat komt uit op 4,1 miljoen euro. De lage inkomensgroepen worden dan gesubsidieerd tot Europees Nederlands niveau en de overige 90 procent tot een niveau dat midden tussen kostendekkend en Europees Nederland in ligt.