Van een onzer verslaggeefsters
Philipsburg - Carmabi en Wageningen University & Research hebben, in opdracht van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Infrastructuur (VROMI) van St. Maarten, een kleurenvegetatiekaart opgesteld over de vegetatiedekking van het eiland. De kaart toont een afname van 25 procent in de totale flora van de Nederlandse kant van het eiland sinds 1956.
Resultaten tonen aan dat dit verlies is veroorzaakt door de massale verstedelijking, toeristische ontwikkeling, overbegrazing door geïntroduceerde zoogdieren (zoals geiten), de impact van orkanen en het negatieve effect van invasieve plantensoorten. Door de vegetatie van het eiland te onderzoeken en in kaart te brengen kan resterende, kwetsbare begroeiing worden beschermd. Ook kan verlies van biodiversiteit en vitale natuurlijke hulpbronnen worden voorkomen.
Vegetatiekaarten zijn een handig hulpmiddel om de status van biodiversiteit en de soortensamenstelling van een bepaald gebied te begrijpen. Deze kaarten worden gebruikt voor ruimtelijke planning en het ontwerpen van natuurbeheer. Dit is relevant voor het eiland, omdat St. Maarten een hotspot voor biodiversiteit is in het Caribisch gebied. Zo wordt het eiland bewoond door meer dan 100 soorten die alleen in de regio van de Kleine Antillen voorkomen en 12 soorten die enkel op St. Maarten voorkomen. Bovendien behoren de vegetatietypes die geassocieerd worden met heuvellandschap, het dominante landschap van St. Maarten, tot de meest bedreigde ecosystemen in Latijns-Amerika en wereldwijd.
Een gezonde natuurlijke vegetatie speelt een belangrijke rol bij het veiligstellen van evenwichtige en gezonde ecosystemen. Om nog maar te zwijgen over het belang dat het speelt bij het verstrekken van voedsel en bieden van onderdak aan een grote verscheidenheid aan inheemse dierenpopulaties van het eiland.
St. Maarten is voornamelijk getuige geweest van het verlies van natuurlijke en semi-natuurlijke begroeide gebieden in alle delen van het eiland. De grootste verdwijning vond plaats in de westelijke delen van het eiland. Deze werden in 1956 gekenmerkt door de aanwezigheid van twee groenblijvende vegetatietypen. In de lage landen is een groenblijvend vegetatietype dat in vroeger een groot deel van het gebied bedekte, bijna volledig verdwenen. Er is enkel een zeer klein gebied waar dat nog aanwezig is, maar ernstig wordt bedreigd. Ten westen van de oostelijke heuvelrug zijn grote gebieden van een bladverliezend type vegetatie verloren gegaan. De algemene trend toont aan dat de heuvels regenereren, terwijl de lage en kustgebieden in een sneller tempo degraderen. Dit resulteert in een nettoverlies aan vegetatie. De trend toont de economische verschuiving aan van voornamelijk landbouwpraktijken naar een economie die sterk afhankelijk is van toerisme.