Van onze correspondent
The Bottom - Drie rechters, die samen de maritieme kamer van de Rechtbank Rotterdam vormen, hebben in de zaak van Elsa Shipping tegen het Openbaar Lichaam Saba (OLS), de Saba Conservation Foundation (SCF) en de Nederlandse Staat alle vorderingen van Elsa Shipping Limited afgewezen.
Het bedrijf daagde de drie op 22 maart 2017 voor de rechter na de stranding en het totale verlies van hun schip, de MS Elsa. SCF en Nederland werden beiden hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de hoofdsom van ruim 7 miljoen dollar. Volgens Elsa Shipping was Nederland aansprakelijk omdat zij de verantwoordelijke en bevoegde autoriteit is voor de vaarwegen rond de eilanden Bonaire, Saba en Sint Eustatius. Elsa Shipping beweerde voorts dat OLS verantwoordelijk was omdat het de eigenaar is van de ligplaats die kapot was gegaan en dat SCF verantwoordelijk draagt omdat het hun parkwachter was die de bemanning van het schip opdroeg de ligplaats te gebruiken.
De drie beklaagden hebben de rechters gezamenlijk verzocht de vorderingen af te wijzen. De oorzaak van de stranding was volgens hen niet het afbreken van de meertros, maar het feit dat de kapitein en de bemanning het volume van het alarmgeluid dat hen moest waarschuwen hadden verlaagd in combinatie met het feit dat er geen bemanningslid was aangewezen voor de wachtdienst. ,,Dit was rampzalig, vooral omdat het schip op open zee lag, op meer dan 350 meter afstand van de kust, aldus de beklaagden.
Ze betwistten dat de ligplaats gekwalificeerd kan worden als een vaste voorziening zoals Shipping Limited aanvoerde. Het OLS voerde aan dat haar geen verwijt kan worden gemaakt, omdat de ligplaats net twee maanden eerder in gebruik was genomen en de eerste geplande controle op een later tijdstip zou plaatsvinden. De SCF voerde aan dat de parkwachter niets verkeerds had gedaan omdat hij juist de kapitein van de Elsa had gebeld om ervoor te zorgen dat hij niet buiten de ankerzones zou ankeren en slechts de aanwezigheid van de aanlegplaats doorgaf.
Met betrekking tot de vraag of de ligplaats al dan niet aangemerkt kan worden als een vaste inrichting (onroerend goed), waardoor alle juridische consequenties voor risico en verantwoordelijkheid van de staat zou komen, oordeelden de rechters dat het geen vaste inrichting is. De volgende vraag was of de ligplaats inderdaad defect was en of de verdachten zich bewust waren van de gevaren bij het gebruik van deze ligplaats. Volgens de rechters heeft Elsa Shipping hiervoor geen onderbouwd bewijs geleverd. Het installatierapport van de ligplaats bevestigde dat het bij normaal weer schepen van meer dan 1.100 ton kon houden en dat het pas twee maanden voor de stranding was geïnstalleerd. Het eerste onderhoud en inspectie stonden gepland op 20 of 21 april 2017.
Wilt u meer informatie? Neem een online abonnement op de krant.