Door Bas Jussen
Het gezelschap volgde oom Gerard naar de ontbijttafel. Maria liet zich van haar beste kant zien door al het lekkers dat rijkelijk op de tafel stond uitgespreid. Het verse brood, een ware traktatie, rook verrukkelijk. Kaas, eieren en geitenvlees stonden in overvloed klaar om genuttigd te worden. Toen Wouter iets te gulzig het voedsel aanviel, tikte Hendrik hem onder de tafel zachtjes aan. ,,Rustig”, fluisterde hij. Ook oom Gerard hield zijn neef nauwlettend in de gaten vanuit zijn ooghoeken. Sebastiaan en Flora liepen heen en weer met karaffen water, vruchten en kostbare thee. Anna’s vader ontstak zijn pijp. Blauwe rookwolken cirkelden omhoog boven het eten en al spoedig verloor Wouter zijn eetlust door de stank van de tabak. Nieuwsgierig informeerde heer Eickelboom of er in de stad iets was voorgevallen. De man met de pijp vertelde dat de soldaten in het fort onrustig werden. Ze waren bang dat, als de hitte nog langer aan zou houden, de West Indische Compagnie niet genoeg verdiende om hun soldij tijdig uit te betalen. De burgers en de slaven morden ook steeds meer. De hitte maakte werken bijna ondraaglijk en ziektes hadden de kop opgestoken. ,,We bidden voor regen”, zei de officier met een zucht, om vervolgens een stuk fruit uit een zilveren schaal te pakken en er zijn tanden in te zetten. ,,Maar zo te zien is hier nog volop voorraad aanwezig”, vervolgde de man. Oom Gerard knikte. ,,Het resultaat van jarenlang goed zakendoen, weten bij wie je moet zijn voor de beste waren. En precies weten hoe je de beste resultaten haalt met je plantage”, pochte de grijsaard. Wouter wist wel beter. Oom Gerard wilde indruk maken op zijn gasten. Was dat niet ook de reden dat hij het landhuis jaren geleden had aangeschaft?
Na de maaltijd verdeelde het gezelschap zich. De dames, uitgeput van de rit te paard, begaven zich in de schaduw. Helena haalde een fluit tevoorschijn en bracht het instrument naar haar lippen. Wouter verwachtte dat haar spel net zo vals zou zijn als haar uiterlijk. Hij vergiste zich schromelijk. De jonge Helena had de schoonheid niet in pacht, maar haar muzikaal talent was niet te ontkennen. Terwijl de vrouwen heen en weer wiegden op de muziek onder het genot van een glaasje liplap, begaven de heren zich naar de paarden.
Heer Eickelboom bood zijn gasten aan gebruik te maken van zijn paarden. De dieren van Ernst-Jan en zijn vader waren enigszins uitgeput van de rit. De koopman stond erop dat zij eerst rust, voedsel en verzorging kregen. De gasten mochten zelf hun dier kiezen, maar een paard was gereserveerd voor Wouter.
Oom Gerard wees op een gespierde hengst. De pezen kronkelden als dikke slangen rond de benen, de staart zwiepte als een zweep op en neer. Op de rug van het dier prijkte het sierzadel dat Wouter de eerste ochtend na zijn aankomst op de plantage had bewonderd in de stal. Het was ooit van oom Gerard zelf geweest en onaangeroerd gebleven na diens laatste rit, enige jaren geleden. De tand des tijds had het echter amper aangetast. Na een grondige schoonmaakbeurt was het Hendrik gelukt het zadel er weer als nieuw te laten uitzien. De zilveren knoppen en beugels schitterden in het zonlicht en het zwarte leer blonk door een dikke laag vet. ,,Wouter, aan jou de eer om mijn zadel weer in gebruik te nemen”, zei oom Gerard triomfantelijk. Het deed de oude man zichtbaar goed dat hij na jaren weer andere ruiters kon imponeren met zijn markante sierzadel, al was hij het nu niet zelf maar zijn neef die het paard besteeg. Wouter plantte zijn linker voet in de beugel en slingerde zijn rechterbeen over de rug van het dier. Hij zat als gegoten in het zadel. Zijn oom moest jaren geleden, toen hij het zadel speciaal voor hem had laten maken, dezelfde bouw hebben gehad als Wouter.
Zonder veel uitleg kreeg de jongen een karabijn in zijn handen gedrukt. Verbaasd staarde hij ernaar. ,,Hang hem op je rug jongen”, zei oom Gerard, ,,of denk je er de hele rit aan vast te kunnen houden?”
Niet veel later hadden ook Ernst-Jan, zijn vader en Hendrik zich te paard begeven en stoven ze de plantage af. De hengst galoppeerde sneller dan het oude paard waarmee Wouter dagelijks het veld opreed. Hoewel hij meer vertrouwen had gekregen in zijn rijkunst, was hij blij toen de mannen de teugels aantrokken en in draf hun weg vervolgden. Plots hield Hendrik halt en gebaarde de mannen hetzelfde te doen. Hij legde zijn wijsvinger over z’n uitgedroogde lippen en wees in de richting van een groepje divi diviboompjes. Een gigantische leguaan, zo groot als een kater, bewoog zich langzaam voort. Zonder veel geluid te maken lieten de mannen zich van hun paarden glijden. Wouter keek toe hoe de anderen hun karabijnen vulden met kruit. ,,Jouw geweer is al geladen”, fluisterde Hendrik hem toe, ,,richt het op die leguaan daar en doe zoals wij.” De mannen legden hun vuurwapens aan. Met de duim haalden zijn langzaam de pen naar achteren. Wouter volgde het voorbeeld. Zijn wijsvinger trilde zachtjes voor de trekker. De loop van het geweer wees direct naar de gigantische leguaan die zich nietsvermoedend ophield onder een boom. Wouter drukte zijn vinger tegen het koude staal en trok de trekker naar achter. Een enorme knal verstoorde de rust in het kunukulandschap. De leguaan verhief zich hoog op zijn poten en schoot als een pijl weg tussen de dorre struiken. Vogels fladderden door de lucht. Wouter zag nog net hoe een rookpluim langs zijn wang omhoog trok, liet zijn karabijn vallen en greep naar zijn schouder. Een pijnscheut trok door zijn lichaam. Nog twee geweren vuurden kogels af. Wouter wreef over zijn schouder. Vanuit zijn ooghoeken zag hij hoe Ernst-Jan zich verkneukelde over het gemiste schot.
De vader van Ernst-Jan holde de weg af en verdween achter de struiken. Toen hij enige tellen later tevoorschijn kwam, hield hij een dode blauwduif in de lucht. Hendrik kwam op Wouter toegelopen, raapte de karabijn op en overhandigde hem aan de jongeman. ,,Schaam je niet, het is de eerste keer dat je een geweer afgevuurd hebt”, stelde hij Wouter gerust. ,,Kapitein Gerritsen, mooi schot!” complimenteerde Hendrik de officier, ,,wellicht kunt u jongheer van der Hoog uw uitstekende techniek bijbrengen.”
De man gaf de geschoten duif aan zijn zoon en toonde Wouter hoe hij het geweer moest laden, vasthouden, richten en afvuren. Wouter herhaalde de oefening meerdere malen. Kapitein Gerritsen overhandigde hem een kleine buidel met kruit. “Ga je gang, je weet nu hoe het moet”, zei hij. Nerveus vulde Wouter het wapen, bracht de loden kogel in en zette de kolf tegen zijn schouder zoals de officier hem zojuist had geleerd. ,,Ernst-Jan, gooi eens een steen in de struiken ginder”, beval de man zijn zoon. Deze raapte een flinke steen op van de grond en slingerde hem de struiken in. Een aantal suikerdiefjes fladderde op. Wouter vuurde. Hij schoot slechts een gat in de lucht. Ditmaal ving zijn schouder de terugslag beter op. Het tafereel werd meermalen herhaald, maar het lukte Wouter niet een vogel of leguaan te schieten. Ook de anderen hadden weinig geluk. Na twee uur rondgestruind te hebben tussen de struiken en boompjes waren er slechts drie duiven en één enkele leguaan geschoten. Hendrik keek naar de zon, schatte dat het tijd werd om terug te keren naar het landhuis en hing zijn geweer over de schouder. Niemand protesteerde, de kelen van de mannen waren droog en hun kleren doordrenkt met zweet.
Terug op de plantage werden zij onthaald door de vrouwen. Nieuwsgierig informeerden ze naar de vangst. Kapitein Gerritsen probeerde het teleurstellende resultaat te compenseren door te pochen hoe hard zijn paard wel niet had gereden. Anna kwam naast Wouter staan. ,,Heb je iets geschoten?” vroeg ze vriendelijk. Wouter bloosde, hij voelde zijn wangen gloeien. Hij schudde het hoofd en herhaalde de smoes die Hendrik hem op de terugweg had geleerd: ,,Veel beesten voor de jacht zijn hier niet, behalve reebokken, welke wij niet hebben gezien.”
Vervolgens trokken de heren zich binnenshuis terug. Hun kleren waren nat alsof zij erin hadden gezwommen. Ze trokken snel nieuw linnengoed aan en deden zich tegoed aan de liplap die Maria voor hen had klaargezet in de keuken. Daarna begaven zij zich naar de hangmatten om van de vermoeienis te herstellen. Wouter kon echter geen rust vinden. Daarbuiten scharrelde een jonge vrouw die wellicht de zijne moest worden. Na enige tijd te hebben liggen woelen en draaien, besloot hij haar op te zoeken.


Week toppers

Het Antilliaans Dagblad is de enige lokale Nederlandstalige ochtendkrant van Curaçao, Bonaire en Aruba. Op Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba, alsmede in Nederland en andere landen is een online-abonnement eenvoudig mogelijk via online.ad.cw

antdagblad-logo


Print-abonnee worden of voor meer algemene informatie? Stuur dan een mail naar [email protected]. Met naam, adres en telefoonnummer. Abonnementsprijs is ANG 35,00 inclusief OB per kalendermaand. Print-abonneren is alleen mogelijk op Curaçao.