De Staten (111)
Er was een hoger orgaan dan de Raad van Politie, te weten de Koloniale Raad. Die bestond uit 13 leden, allen benoemd door de Kroon. De Koloniale Raad bleef bestaan tot 1936 en werd in dat jaar vervangen door de Staten. Bonaire kon één lid kiezen van de tien leden die gekozen werden. Vijf leden werden benoemd door de gouverneur. Dit college telde dus 15 leden.
Curaçao mocht 6 leden kiezen, Aruba 2, Bonaire 1 en de Bovenwinden 1.
Te Bonaire bestond niet de minste belangstelling. De Katholieke Partij te Curaçao stelde voor Bonaire een kandidaat, de heer John de Jongh, die al lid van de Koloniale Raad was geweest. Er was geen ander voor Bonaire kandidaat gesteld en de heer De Jongh werd dus gekozen verklaard. Het zou voor iemand die op Bonaire woonde zeer moeilijk zijn geweest het lidmaatschap van de Staten aan te nemen, gezien de nog gebrekkige verbinding die per schip of vliegtuig tussen Curaçao en Bonaire bestond. Eenmaal per week per vliegtuig (als het veld betrouwbaar was) en eenmaal in de 14 dagen per KNSM en na 5 dagen per deze gelegenheid terug.
Niet eenvoudig
Het was nog niet eenvoudig om als kiezer voor het Statencollege geaccepteerd te worden. De eerste verkiezingen voor de Staten zouden op 20 december 1937 worden gehouden. Om als kiezer te worden toegelaten moest men ook nog aan bepaalde voorwaarden voldoen. Prof. mr. B. De Gaay Fortman, geeft in zijn ‘Schets van de politieke geschiedenis van de Nederlandse Antillen in de 20e eeuw’, een duidelijk beschrijving. Hij schreef: ,,Voor het censuskiesrecht was de eis een aanslag naar een jaarlijks inkomen van ten minste 1.200 gulden.”
Voor de Bovenwinden, waar geen belasting werd geheven, werd de waarde van onroerend goed in aanmerking genomen. ,,Voor het capaciteitskiesrecht werd gevraagd het voldoen aan de eisen, die gesteld kunnen worden aan iemand, die met goed gevolg het 7e leerjaar lager onderwijs heeft doorlopen, dat ook uit een ‘examenproef’ zou kunnen blijken. De samenstelling van de kiezerslijsten leverden onverwacht lage resultaten. Het aantal kiezers was 2030 op Curaçao, 553 op Aruba, 31 op Bonaire en 140 op de Bovenwindse Eilanden.”
Op Bonaire iets meer dan 1 procent van de bevolking!
Om als bekwaamheidskiezer te worden geaccepteerd moest men een aanvraag indienen bij het Verkiezingsbureau (de Gezaghebber).
Examen
Dat deed ik en op 4 augustus 1937 schreef Gezaghebber Hesseling mij dat ik voor het examen op zaterdag 7 augustus 1937 voor de examencommissie moest verschijnen.
De voorzitter was dr. A.W.J.H. Desertine, rechter te Curaçao. Ik stapte naar binnen dr. Desertine riep uit: ,,Ga weg, smeer hem. Je staat er al op.” Ik antwoordde, dat het zo niet ging, dat ik een examen wenste af te leggen. (Ik kende de heer Desertine al verscheidene jaren). ,,Goed”, zei hij, ,,ga zitten.” Toen kwam de vraag: ,,Wat is de hoofdstad van Bonaire?”
Ik had op mijn tong ‘Rincon’, doch bedacht mij bijtijds en zei ‘Kralendijk’. En toen kreeg ik een ingevuld formulier: ‘Overwegende enz. Gehoord de heer L.D. Gerharts enz. Beslist, dat meergemelde heer L.D. Gerharts voor onze Commissie heeft aangetoond, dat hij de graad van verstandelijke ontwikkeling vereist bij art. 10, lid 1.30 van het Curaçaose Kiesreglement 1937, heeft bereikt’.
De r.k. kandidaat van Bonaire J. De Jongh werd bij enkele kandidaatstelling gekozen. Op Bonaire was wel wat belangstelling ontstaan, maar de nog steeds gebrekkige en ongeregelde verbindingen met Curaçao maakten het onmogelijk een lidmaatschap van de Staten te aanvaarden. De eerste verkiezing vond plaats op 20 december 1937. De volgende verkiezing vond plaats in 1941 en deze keer werd ik op verzoek op de kiezerslijst geplaatst op vertoon van een aanslagbiljet inkomstenbelasting. Hier vindt men de gedachtegang terug van de hoge ambtenaren van Curaçao in de dertiger jaren, die met Bonaire niets te maken wilde hebben, omdat hier niet voldoende belastinggelden werden opgebracht. Geen geld? Mond houden! Niks te vertellen! En ook niet stemmen!
Ook deze maal werd de heer De Jongh, als enige kandidaat, verkozen verklaard.
Partido Bonairiano UNI
In 1945 keerde het tij. Er kwam meer belangstelling op ons eiland en er werd de eerste politieke partij opgericht: De Verenigde Bonairiaanse Partij (Partido Bonairiano UNI). Er werden lijsten ingediend van kandidaten, maar veel liefhebberij bestond er niet voor. Zo kwamen er drie lijsten uit, elk met één kandidaat. Lijst Thomas Mauricio (Momon) Marchena. Lijst L.D. Gerharts van UNI en lijst A.E. Booi van de R.K. Partij.
Al spoedig trad het persoonlijke element naar voren in openbare vergaderingen, zodat de heer E.E. Kroon, die als ‘gevaarlijk suject’ in het interneringskamp werd opgesloten en in 1943 in vrijheid werd gesteld, voor mij in de bres sprong. Hij werd hierover ondervraagd door de sergeant-majoor Visser. In het kamp waren nog meer personen, die met de NSB niets maken hadden, bijvoorbeeld Medardo de Marchena, die als communist werd beschouwd en die tijdens zijn verblijf op Bonaire het lied ‘Bula Waya’ maakte.
Het bleek moeilijk voor de kandidaten het persoonlijk element uit hun verkiezingsspeeches te houden. Men begreep niet dat nu Bonaire eindelijk een lid in de Staten zou kunnen krijgen, slechts een belangrijk doel gold: de belangen van ons eiland naar voren te brengen op de plaats die daarvoor aangewezen was en dat waren de ‘Staten van Curaçao’. De verkiezing vond plaats op 5 november 1945. Er waren nog maar 102 kiesgerechtigden op Bonaire; 2 procent van de bevolking!
Gewonnen
UNI won de strijd met 44 stemmen. Marchena had er 12 en Booi 38.
Dus wij hadden gewonnen. Maar wat nu? Ik had geen kiesreglement en het was te Curaçao uitverkocht.
Dus ik naar Curaçao, naar de griffie van de Staten. Daar hoorde ik dat een geloofsbrief moest worden samengesteld en die zou dan aan de Staten moeten worden toegezonden. Ik behoefde niets te doen. Die papieren zouden wel komen. Dat gebeurde ook. Die papieren, dus de geloofsbrief, een bericht van het hoofdstembureau, dat men gekozen is en een brief van de gekozene aan het bureau dat hij de verkiezing aanneemt.
Het hoofdstembureau bevestigt de ontvangst van die brief aan de Staten en de gekozene. Dan moeten die twee berichten door de gekozene binnen vijf weken aan de Staten worden toegezonden. Daarbij moet nog een akte van bekendheid en een verklaring welke openbare betrekkingen door de gekozene worden bekleed.
Er stond nergens - behalve in de wet - dat dit binnen vijf weken moest geschieden. In mijn onnozelheid dacht ik, dat de griffie mij wel zou berichten. De griffie bleek dat te hebben gedaan aan de gekozen leden van Curaçao en Aruba, maar Bonaire werd vergeten. De plaats viel dus weer open. En aangezien er maar één persoon op onze lijst stond, kon niemand mijn plaats innemen. De gouverneur stelde aan de Staten voor een noodwetje te maken zodat ik alsnog verkozen kon worden verklaard, doch de Staten wilden daarvan niets weten. De gouverneur maakte toen gebruik van zijn benoemingsrecht en benoemde mij alsnog. De Staten telden dus 14 in plaats van 15 leden. Het was een fout, dat ik mij niet beter op de hoogte had gesteld. De benoeming vond plaats op 29 maart 1946, ingaande de eerste dinsdag in de maand april 1946.
Het reizen naar Curaçao voor het bijwonen van vergaderingen (openbaar en commissievergaderingen) kostte mij 2,5 dag verblijf te Curaçao, namelijk van donderdagmorgen tot zaterdagmorgen. Soms nog langer.
Er werden voorbereidingen getroffen voor het zenden van een delegatie naar Nederland voor het aanbieden van een petitie aan H.M. de Koningin. Van alle eilanden werden een of meer vertegenwoordigers voorgesteld. Bonaire werd vergeten.
Ik werd alsnog in delegatie opgenomen, na felle telegrammen van Bonaire.