TataisDoor Lodewijk Daniel Gerharts

,,In het Voorlopig Verslag op de onderhavige begroting merkten de Staten op dat de vreugde over het laten uitkomen van een bezuinigingsinspecteur erg getemperd werd door de mededeling dat het Bestuur de rapporten van deze functionaris en van de bedrijfseconoom op voorhand als geheim wilde beschouwen. Ik moet daartegen protesteren, Mijnheer de Voorziter. De Staten hebben het volste recht te weten wat in die rapporten zal komen te staan, opdat wij een inzicht zullen krijgen in die zaken die verkeerd zijn en in die zaken waarin gelden worden uitgegeven waarvoor wij eigenlijk bedanken”.
Zo sprak ik in december 1949. Na veel aandringen van de zijde der Staten werd het rapport over de Lands Radio- en Telefoondienst eindelijk aan de Staten onder geheimhouding ter inzage gegeven. ,,Maar ook hiermede ben ik niet tevreden, Mijnheer de Voorzitter. Dit rapport behoort openbaar gemaakt te worden, althans de conclusies dienen openbaar gemaakt te worden. In Noord-Amerika worden deze dingen tot het uiterste uitgeplozen en aan de bevolking, aan de belastingbetalers, wordt duidelijk verteld op welke roekeloze wijze met de landsgelden werd omgesprongen.”

Rekenkamer
,,In Nederland neemt de Rekenkamer geen blad voor de mond wanneer de Kamer de handelingen van bepaalde ambtenaren of departementen moet bespreken. En dat is toch logisch. De belastingbetaler heeft er toch recht op te weten wat er achter de schermen met het door hem betaalde en door hard werken verdiende geld is gebeurd? Dat behoort niet geheim te blijven. En daarbij komt nog, Mijnheer de Voorziter, dat het Bestuur ons tart tóch over het rapport in het openbaar te spreken. Want wat schrijft het Bestuur? Op bladz. 23 van het Antwoord op het Verslag op het Vervolg van de Nota naar aanleiding van het Eindverslag - ziet U, Mijnheer de Voorzitter, waartoe ons eigen Bestuur ons leidt? Wat een naam! - op bladzijde 23 dan staat het volgende ‘Gehoopt werd, dat het rapport van de bedrijfseconoom van dien aard zou zijn, dat zonder gevaar voor ontwrichting van de dienst of onverantwoorde verzwaring van de sociale positie van de leden van het personeel (werktijden, vrijstelling van dienst, vrij dagen) verdergaande inkrimping op korte termijn mogelijk zou blijken’. Ik ben het helemaal niet eens met het Bestuur, maar hoe moet ik nu in hemelsnaam hierop antwoorden? Ik kan aan de hand van het rapport aantonen dat het Bestuur volkomen foutief is, doch ik mag het niet! Mijn mond is gesnoerd! Het Bestuur geeft mij wel een haak met een visje eraan en als ik in dit aas bijt, word ik gevangen door artikel 98 van de Staatsregeling. Mijnheer de Voorzitter. Het rapport moet openbaar gemaakt worden. De belastingbetaler, de kiezer heeft er recht op te weten hoe slecht of hoe volmaakt de organisatie van de Lands Radiodienst was en hoe slecht of hoe goed de gelden daar werden besteed.”

Angstvallig
,,Maar in ernst, Mijnheer de Voorzitter, in ernst vraag ik mij af waarom wordt dit rapport zo angstvallig wordt weggehouden. Dat kan niet zijn omdat de Staten sinds 1946 ongelijk hebben gehad in hun beweringen. Indien de Staten ongelijk zouden hebben gehad, zou het Bestuur geen benen hebben die snel genoeg zouden kunnen zijn om te overtuigen van dat ongelijk. Maar kan het dan zijn, dat de Staten wel gelijk hebben gehad in de afgelopen jaren? Laat ons eens zien wat de Staten al zo hebben beweerd. Volgens de notulen van 20 december 1945 bladzijde 439 zeide de heer Plantz: ‘Ik blijf er bij dat het onverantwoordelijk is om de belastinggelden van de gemeenschap op een dergelijke wijze te gebruiken’. En op diezelfde bladzijde: ‘Maar als het Bestuur door een deskundige zal willen laten onderzoeken, wat er bij de radiodienst in voorraad is, dan zal het Bestuur tot de overtuiging komen, dat er absoluut onverantwoordelijk is besteld. Daar blijf ik bij’. Zo sprak de heer Plantz reeds in 1945. In het voorlopig verslag op de begroting 1947 leest men op bladzijde 2: ‘Wederom gaf men zijn ontevredenheid te kennen over de gang van zaken bij de Lands Radio- en Telefoondienst’. En bij de openbare behandeling van de begroting 1947, nadat ik het beleid van de Radiodienst had veroordeeld, sprak de heer Plantz weer: ‘De heer Gerharts heeft zijn toevlucht genomen tot de begroting om verder zijn ontevredenheid te uiten over de wijze, waarop deze dienst geleid wordt. De heer Senior, die intertijd lid van de Staten was, heeft jaren terug om een winst- en verliesrekening gevraagd van de Lands Radio- en Telefoondienst, maar een dergelijke stuk hebben wij nooit mogen ontvangen’. De heer Plantz gaat verder: ‘Ik wil in herinnering brengen, hetgeen zich hier 2 jaar geleden afgespeeld heeft ten aanzien van de bestelling van een groot aantal batterijen. Die batterijen zouden volgens de directeur 6 jaar goed blijven, wanneer zij in gebruik waren, indien ze niet zouden worden gebruikt zouden ze binnen 1 jaar achteruit gaan. Het is nu bijna 2 jaar verder en een groot gedeelte van die batterijen ligt er nog’.”

Fabelachtige bedragen
,,Als men de fabelachtige bedragen ziet die in de loop der laatste jaren ten behoeve van de Lands Radio- en Telefoondienst uitgegeven zijn, dan vraagt men zich af: is het langer verantwoord op deze manier gelden beschikbaar te stellen voor de dienst.”
In het voorlopig verslag op de begroting 1948 lezen wij: ,,Het is een notoir feit dat handel en scheepvaart ernstige klachten hebben om de diensten, welke ’s Landsradiodienst verricht.” Verder: ,,Zij zijn nog steeds van mening, dat de economische zijde van dit bedrijf verontachtzaamd wordt en dat het organisatorisch niet in elkaar zit als het behoort. Daar de Staten, gelijk hiervoren opgemerkt, zelf in dezen niet tot beoordeling bevoegd zijn, verzoeken zij het Bestuur op korte termijn een deskundig onderzoek naar dit bedrijf alsook dat van de telefoondienst te laten instellen.”
In het eindverslag op de begroting 1949 staat bij artikel 70401: ,,Naar de mening van verscheidene leden is deze dienst niet op economische wijze opgezet, wat hun niet zou verbazen, daar de leiding van deze dienst niet voor haar taak berekend is. Enkele leden verklaarden dan ook niet langer bereid te zijn hun stem aan dit artikel te geven.” Op bladzijde 500 van de notulen van 28 december 1949 staat het volgende: ,,Het is blijkbaar het Bestuur nog niet duidelijk, dat de Staten aan de Lands Radio- en Telefoondienst geen grote bedragen willen toestaan. De Staten hebben geen vertrouwen in de leiding van deze dienst en daarom worden de bedragen afgestemd en zullen ze telkens afgestemd worden.”

Levensgevaarlijk
,,Op bladzijde 593 staat voorts, dat het Bestuur aan de Staten mededeelde dat de radiomasten te Bonaire levensgevaarlijk en onbruikbaar waren, hetgeen volslagen in strijd met de waarheid was. De masten zijn thans geschilderd, staan er nog en zullen nog jarenlang kunnen meegaan. Mijnheer de Voorzitter, ik heb niet alles opgenoemd, wat er al zo in de loop van de jaren over de Radio- en Telefoondienst werd gezegd en werd geschreven door de Staten. Hetgeen ik voorlas, geeft echter een beeld ervan.
En nu staan de Staten voor het feit dat zij jarenlang hebben beweerd dat de Radio- en Telefoondienst een warboel was en dat zij thans voor zich hebben gehad een geheim rapport van de bedrijfseconoom, die aangesteld werd op initiatief van de Staten. En over dit rapport mogen zij niet spreken, althans niet over de inhoud ervan. Mijnheer de Voorzitter, ik vraag mij nogmaals af: Waarom mag aan dit rapport geen ruchtbaarheid gegeven worden? Wat kan de reden zijn wat zou de reden kunnen zijn? En dan moet ik de vraag stellen - en ik moet dat doen - kan het zijn, dat het rapport geheim moet blijven, omdat de waarnemend directeur van de Landsradio- en Telefoondienst aangetrouwde familie is van het lid van het College van Algemeen Bestuur (CAB), belast met Verkeer en Vervoer? Dat zóu een reden kunnen zijn, Mijnheer de Voorzitter, doch het zou zeer, zeer te betreuren zijn indien dat de reden van de geheimhouding zou kunnen zijn. Mijnheer de Voorzitter. Ik ben niet tevreden met de maatregelen die het Bestuur heeft genomen. Men heeft weliswaar de directeur van de Lands Radio- en Telefoondienst ontslagen, doch daarmede alleen heb ik geen vrede. Ik ben van mening dat bij lange na niet voldoende is geschied en dat er meer moet geschieden. Ik zou aan het lid van het College van Algemeen Bestuur voor Verkeer willen vragen of naar zijn mening na het ontslag dat aan de directeur van de Lands Radio- en Telefoondienst werd gegeven, bij die dienst genoeg georganiseerd is en de zaak dus nu in orde is. Ik ben namelijk bang, Mijnheer de Voorzitter, dat er nog meer rapporten uitgebracht moeten worden voor en aleer dit lid van het College van Algemeen Bestuur maatregelen neemt. Ik hoop niet, dat ik ten antwoord krijg dat er eerst een nieuwe directeur moet komen en dat daar wel een half jaartje mee heen zal gaan en dat deze zich dan eerst een jaartje moet inwerken, alvorens hij de problemen hier kan overzien. Dat zou namelijk betekenen dat de zaak tot ver in 1952 op de oude voet zou worden voortgezet. Indien dit de vooruitzichten zouden zijn, Mijnheer de Voorzitter, zou het dan niet beter zijn, indien de Staten dit lid van het CAB, dat blijkbaar niet in staat is de bedrijfseconomische hervormingen bij de Lands Radio- en Telefoondienst door te voeren, vriendelijk maar dringend in overweging gaven maar weer rustig naar de afdeling - Oh, ironie van het lot!! - Economische Zaken terug te gaan??

LodewijkGerharts

Week toppers

Het Antilliaans Dagblad is de enige lokale Nederlandstalige ochtendkrant van Curaçao, Bonaire en Aruba. Op Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba, alsmede in Nederland en andere landen is een online-abonnement eenvoudig mogelijk via online.ad.cw

antdagblad-logo


Print-abonnee worden of voor meer algemene informatie? Stuur dan een mail naar [email protected]. Met naam, adres en telefoonnummer. Abonnementsprijs is ANG 35,00 inclusief OB per kalendermaand. Print-abonneren is alleen mogelijk op Curaçao.