Vertrouwensmannen (114)
In de vergadering van de Staten van 20 december 1946 zei de Gouverneur naar aanleiding van een bezoek dat Zijne Excellentie aan Nederland had gebracht, dat spoedig vertrouwensmannen zouden worden benoemd, die de nieuwe politieke ontwikkeling zouden moeten helpen voorbereiden, waarbij zou moeten worden bepaald welke de taak der Eilandraden zou worden.
Na deze verklaring volgden enige besprekingen met de Gouverneur die tot geen resultaat hebben geleid. Op het voorlopig verslag van de Staten werd aan de Gouverneur een antwoord ontvangen, waarbij nagenoeg alle voorstellen van de Staten werden afgewezen. De Staten deelden daarna mede, dat zij verdere discussies, na deze memorie van antwoord onmogelijk achtten. In het eindverslag dat in juni 1947 door de Staten werd uitgebracht deelden de Staten mede, dat zij hun meningen wensten te handhaven en zij drongen aan op een spoedige inwerkingtreding van het Ontwerp. Het was de bedoeling van de Staten het Ontwerp in de openbare vergadering te brengen, doch nadat er nog enige gedachtewisseling tussen Gouverneur Kasteel en de Staten had plaatsgevonden, trok de Gouverneur op 22 oktober 1948 het Ontwerp in en hiermede was de kans op een spoedige decentralisatie voorlopig weer voorbij.
Het is hier niet de plaats uit te maken aan wie schuld is, dat er inzake de decentralisatie geen voortgang werd gemaakt. Het is maar al te zeer bekend, dat het tussen Gouverneur Kasteel en de Staten niet goed boterde. Doch zeer te betreuren is, dat ons eiland, dat reeds in 1944 zijn Eilandsraad had kunnen hebben daarop ruim 6 jaren heeft moeten wachten.
Ronde Tafel Conferentie
In het begin van 1948 vond te ’s Gravenhage de bekende Ronde Tafel Conferentie tussen Nederland en de West plaats en als een van de gevolgen daarvan werd de Commissie van Poeltje ingesteld, die opnieuw een ontwerp indiende, namelijk een Landsgrondwet voor de Verenigde Nederlandse Antillen. Ook dit ontwerp stierf een zachte dood en slechts bij monde van de heer Henny Eman, duikt de naam zo nu en dan nog eens op.
Het ontwerp van Poeltje werd achterhaald door het ontwerp van de Interimregeling, dat begin 1949 (7 maart) aan de Staten werd aangeboden. De Staten deden er lang over een advies samen te stellen en zij spraken hun teleurstelling erover uit, dat de regeling van de zelfstandigheid van de eilanden niet op de gewenste wijze daarin werd behandeld, doch de regering van Nederland antwoordde - en mijns inziens zeer terecht - dat de Staten abuis waren en dat op grond van de bepalingen van de Interimregeling de zelfstandigheid der eilanden zeer wel kon worden doorgevoerd.
Eilandenregeling
Eindelijk werd op 16 mei 1950 door Gouverneur Peters ter voldoening aan art. 49 der Staatsregeling en in opdracht van de Nederlandse regering een ontwerp ‘Eilanden Regeling’ ingediend. Zeer uitvoerig is dit ontwerp in de Staten behandeld. Er werd ten slotte een Commissie ad hoc benoemd, waarvan ik lid ben geweest, die de artikelen aan een minutieus onderzoek heeft onderworpen en het was ook deze commissie die met minister Van Schaik en zijn medewerkers enige malen en in de beste harmonie, overleg heeft gepleegd en heeft kunnen bereiken, dat belangrijke wijzigingen in het oorspronkelijk ontwerp werden aangebracht. Een van de belangrijkste wijzigingen werd wel gemaakt op het punt van de financiën. In art. 66 sub 2F van het oorspronkelijke ontwerp stond, dat de begroting bij eilandsverordening voorlopig zou worden vastgesteld en vervolgens AL DAN NIET GEWIJZIGD bij landsverordening zou worden vastgesteld. De commissie ad hoc maakte bij meerderheid van stemmen hiervan: ,,Het nadelig slot der begroting wordt, al dan niet gewijzigd, bij landsverordening vastgesteld.” Dit was een verbetering, daar dit betekende, dat Bonaires begroting wanneer die eenmaal sluitend mocht zijn, niet meer naar de Staten behoeft te worden gezonden om daar al dan niet gewijzigd te worden. In de vergadering van de Staten van 19 oktober heb ik hieraan enige woorden gewijd en vestigde de aandacht erop, dat enige garantie ontbrak, dat Bonaire in toekomst voldoende gelden voor zijn huishouding zou kunnen bekomen., indien de Staten anders zouden beslissen. De regering heeft de gevraagde wijzigingen aangebracht en de bepalingen luiden thans, zoals men die in artikel 110 sub 1, 2 en 3 kan vinden.
Benoeming Gezaghebber
Een ander punt waar ik op verandering aandrong was de benoeming van de Gezaghebber. In het oorspronkelijke ontwerp stond, dat de Gezaghebber van Bonaire door de Gouverneur zou worden benoemd. Dit was in tegenstelling met de benoeming van de Gezaghebber van Curaçao en die van Aruba die door de Kroon zouden worden benoemd. Het kwam mij voor dat hier van discriminatie kon worden gesproken en in dezelfde vergadering drong ik aan op een wijziging in dier voege, dat ook de Gezaghebber van Bonaire door de Kroon zou geschieden. M.i. dient voorkomen te worden, dat Bonaire wordt opgescheept met de een of andere politieke figuur. De Gezaghebber behoort boven de partijen te staan, even als de Gouverneur van Curaçao en alleen in een benoeming door de Kroon kan men een garantie vinden dat deze benoeming buiten te politiek, althans buiten de politiek van de Nederlandse Antillen, zal blijven.
,,En thans zijn wij hier in deze zaal, na een lange voorgeschiedenis eindelijk bijeen, zoals U reeds hebt opgemerkt, Mijnheer de Voorzitter.
Vreugde vervult ons hart en vervult de harten van de bevolking van Bonaire, die daaraan heden uiting gaven door de vlaggen allerwege uit te steken. De vreugde overtreft die van de dader inwerkingtreding van de Interimregeling, want toen immers konden wij denken, dat het voor ons hetzelfde bleef, dat er nog niets was veranderd voor Bonaire, want het blijft hetzelfde of men dan wel door de hond of door de kater wordt gebeten of door de hond dan wel de kater wordt vertroeteld. Eerst thans hebben de woorden van Hare Majesteit de Koningin, uitgesproken voor de Londense Radio in december 1942 voor ons betekenis gekregen. Eerst thans kunnen wij beseffen, dat wij werkelijk iets te vertellen zullen hebben in de zaken ons eiland betreffende. Eerst thans is ons een stukje autonomie verleend, eerst thans hebben ook wij ons eigen Gouvernement gekregen, nos gobierno propio. Ik zeide een stukje autonomie, Mijnheer de Voorzitter. Immers zo lang Bonaire niet in staat zal zijn zijn eigen uitgaven door eigen inkomsten te dekken, zo lang zullen wij onder de voogdij staan van het Centrale Bestuur te Curaçao, ook, zij het voor een deel, voor ons inwendige zaken.
De hoop spreek ik uit, dat onze volksvertegenwoordigers zo verstandig zullen zijn niet te streven naar een zogenaamde volledige onafhankelijkheid voor de Nederlandse Antillen, want een volledige onafhankelijkheid zal leiden naar een ondergeschiktheid zoals deze eilanden maar zelden vroeger hebben gekend. Onze eilanden met hun kwetsbare economie kunnen niet zonder de grote bescherming van het moederland, Nederland dat weliswaar in feite ver weg in Europa ligt, doch waarvan wij weten, dat de gedachten van onze Koningin dicht bij ons zijn. Want het was Hare Majesteit zelve, die ons hier heeft bezocht en aan dat bezoek nog de dierbaarste herinneringen heeft bewaard. De taak die voor ons ligt is niet licht. Er zal hard gewerkt moeten worden door alle leden die het wel menen met ons eiland en zijn bewoners. Er zullen fouten gemaakt worden, ongetwijfeld. Elk kind moet lopen leren door vallen en opstaan. Laat ons hopen dat de vallen van ons niet dodelijk zullen zijn. Het is te betreuren, dat de Regering nog niet heeft voldaan aan hetgeen is bepaald bij art. 1 sub 2 van de Overgangsbepalingen van de Eilandenregeling, waarbij is vastgesteld, dat voor de eerste maal bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, moet worden bepaald hoe de reis- en verblijfkosten van de leden van de Eilandsraad, de presentiegelden en de vergoeding aan gedeputeerden zal zijn. Ik vraag mij af of dit niet het bewijs is, dat men een beetje te hard van stapel is gelopen, temeer daar ons eerst twee dagen geleden ons reglement van orde mocht bereiken, een reglement dat wij nog niet eens behoorlijk hebben kunnen lezen.”