Eilandsverkiezingen van 1956 (120)
Voor de eilandsverkiezingen kon Julio Abraham niet mee stemmen, noch kon hij op een lijst komen, omdat de rechter had beslist dat hij niet te Bonaire, doch te Curaçao woonde. Daar was zijn vrouw en waren zijn kinderen en hij vertoefde minder op Bonaire dan te Curaçao. Voldoende om hem af te voeren. Was dat niet gebeurd dat hadden wij wellicht wat meer kans gehad. Men voelt gauw medelijden met de ‘underdog’!
De Eilandsraad telde 7 leden zoals voorgeschreven in de Eilandenregeling.
Men kan twee gedeputeerde uit de Raad kiezen en in zo’n geval blijven er vijf leden over, te verdelen in twee afdelingen. Een beetje benauwd!
Wij stelden voor het aantal leden op negen te brengen en dat geschiedde, na de zegen van de Landsregering te hebben ontvangen, op 7 april 1956 bij Eilandsverordening.
Op 1 januari 1954 hield ik een nieuwjaarsrede ten huize van de Gezaghebber. Dat was een overgenomen gewoonte van de Raad van Politie. Elk jaar werd op 1 januari op de nieuwjaarsontvangst een rede afgestoken door een van de Landraden; de ene keer Sjon Cha Hellmund, de volgende keer ik. De Gezaghebber antwoordde en dan pas werd het een gezellig onderonsje. Dat deden wij ook op de verjaardag van de Koningin. Jammer dat deze dingen verdwenen zijn.
Kritiek
Er was in 1953 voortdurend kritiek geweest op het bestuur van ons eiland en ik vond dat wij van deze gelegenheid gebruik moesten maken, het een en ander recht te zetten. En ik noemde op: er werden 441 hectaren land met de tractoren van het eiland beploegd; twee grote dammen werden gebouwd, waardoor voorkomen werd, dat verscheidene honderdduizenden tonnen regenwater met de goede bovengrond, in zee kon stromen; de weg naar Rincon kwam gereed, terwijl ook de rondweg in Rincon geheel geasfalteerd werd; de speelplaatsen van alle scholen werden geasfalteerd, waardoor een einde werd gemaakt aan de daar altijd heersende stofplaag; aan nieuwe wegen werd 41.000 m2 geasfalteerd.
,,En als U mij nu vraagt, mijnheer de Gezaghebber, of ik nu vol goede moed ben voor 1954, dan moet ik ontkennend antwoorden.
Het jaar 1954 is een verkiezingsjaar. Niet het lands- of eilandbelang speelt dan de voornaamste rol, doch men schijnt zich eerst af te vragen hoeveel stemmen men kan bekomen of aan de tegenstander kan ontfutselen. Ook hier hebben wij dat verschijnsel kunnen waarnemen.
De kritiek die op het werk van het Bestuurscollege wordt uitgeoefend, werd niet geuit met het oog op de belangen van ons eiland, doch werd uitgesproken om wantrouwen te zaaien.
De criticasters mogen bedenken dat reeds Vondel schreef:
‘Wat kan de blinde staetszucht brouwen
Wanneer ze raast uit misvertrouwen!’
Er bestaan verscheidene plannen, luchtkastelen werden ze genoemd toen Zijne Excellentie de Gouverneur hier was, doch het werd hoe langer hoe moeilijker kastelen op de grond te Bonaire te krijgen. Immers, toen wij vroeger naar de Gouverneur konden stappen, moeten wij het thans ‘zelf’ doen. Althans dat staat in de Wet. In de praktijk komt erop neer, dat wij te maken hebben met een ongelooflijke hoeveelheid ‘Red Tape’. En we moeten nu 9 man van de Eilandsraad, 22 van de Staten, de Raad van Advies, hoofdambtenaren, alles bij elkaar zo’n man of vijftig, ondersteboven praten voor we onze zin krijgen.”
Lichtpunten
,,Er zijn natuurlijk ook wel lichtpunten, Mijnheer de Gezaghebber, het toerisme ontwikkelt zich. Bedriegen de tekenen ons niet, dan komt Bonaire hoe langer hoe meer in trek. Helaas hebben wij ook hieromtrent moeten constateren, dat zelfs wat de ontwikkeling van het toerisme betreft, wij op Bonaire moeten opbotsen tegen kleingeestige, minderwaardige en leugenachtige kritiek, juist van diegenen, die zelf zo bitter weinig hebben gepresteerd!”
Het deed me goed daar mijn hart te kunnen luchten!
Het was moeilijk om het eiland te besturen. In theorie moet men werken met een begroting, die door het bestuur van Bonaire wordt samengesteld, door de Eilandsraad wordt goedgekeurd en vervolgens naar de regering wordt gezonden. Maar wanneer aan het einde van een jaar de begroting van dat jaar nog niet is vastgesteld door de Staten, hoe wil men dan zien of een post mogelijk overschreden wordt? Hoe kan men een nieuw werk aanpakken wanneer men niet weet of het geld ervoor in de kas zal zijn?
En zo was in het laatste kwartaal van 1954 (in november zouden de verkiezingen voor de Staten gehouden worden) de begroting van 1954 van het Eilandgebied Bonaire , nog niet door de Staten behandeld. Het Statenlid van Bonaire Abraham had als lid van de Raad en als lid van de Staten een exemplaar van die begroting gehad, doch het was aan hem te wijten dat geen behandeling door de Staten kon plaatsvinden.
Onze begroting werd op de normale wijze door de Regering behandeld en ook door de Staten tot juli 1954. Er werden vergaderingen van de Staten uitgeschreven voor 27 augustus en 13 september. Die vergaderingen gingen niet door omdat er geen quorum was. Er waren 11 leden aanwezig; er mankeerde nog één. De vertegenwoordiger van Bonaire was in koffiekamer, naast de statenzetel, doch hij kwam niet naar de zaal om de presentielijst te tekenen. Hij keek wel eens om de hoek en ging dan weer lachend terug. Op dat ogenblik moest ik Plantz gelijk geven: Bonaire was blijkbaar toch niet rijp voor de zelfstandigheid om eigen zaken te behartigen. Dat gold eigenlijk ook voor de andere niet tekenende leden van Curaçao en Aruba. Bonaire heeft toen, tot grote verontwaardiging van de regering, een beroep op de Kroon gedaan!
Politiek is de oorzaak dat allerlei abnormale dingen gebeuren.
Varken vermist
Zo tegen het oude jaar 1954 werd een varken gemist. De eigenaar was lid van de DP, de partij van Julio Abraham. Het werd ’s nachts gestolen en de eigenaar had de stem van de dief herkend. Blijkbaar had de dief eerst een gesprek met het varken gehad! De dief, iemand van onze partij, werd opgepikt en naar de politiewacht gebracht.
Een onderzoek werd ingesteld naar het vermiste varken en men vond bij hem thuis de vrouw des huizes die een pot vlees op het vuur had staan.
Daar zat het varken in, zei de eigenaar. De vrouw zei dat hij zich vergiste en dat het vlees van een geit was. Een deskundige werd gehaald en deze maakte uit dat het indertijd een geit was geweest. Ja, wat nu. Nu was het varken nog weg.
Doch opeens knor, knor, daar kwam het varken aan, dat ’s nachts een bezoek had gebracht aan het kamp van de vrolijke vrouwelijke varkens.
Onze man werd in vrijheid gesteld en wilde een actie tot schadevergoeding. Wij maakten hem duidelijk dat hij al genoeg schadevergoeding had gehad, want nagenoeg geheel Bonaire had pret. De commandant van de politie en de voorzitter van de D.P. moesten nog dikwijls horen of het varken al gevonden was.