Sinterklaas (22)
Wie in 1934 mij bewoog als Sinterklaas Bonaire te bezoeken weet ik niet meer. Maar dat baantje heb ik volgehouden tot in de zeventig jaren. De goede Sint kwam de eerste maal aan met de loodsboot van het gouvernement en moest dan uitstappen op het glibberige betonnen trapje van het landhoofd van de oude houten pier.
De gezaghebber moest daarbij helpen om te voorkomen dat de oude goede Sint zou uitglijden om vervolgens als een natte vis aan de wal getrokken te worden. Ik verdenk velen er van, die op dat ogenblik stonden te wachten.
Alvorens te vertellen wat de Sint gedurende zijn verblijf op het eiland zoal moest doen, wil ik even vooruitlopen naar 24 november 1967 toen het eerste toeristenschip, de 'Bergensfjord', Bonaire zou aanlopen. Hugo, mijn zoon, kreeg het prachtige idee dat Sint Nicolaas, als een surprise, wel aan boord zou kunnen gaan. Mensenkinderen wat een gedachte!
Het schip zou om zes uur op de rede liggen en ik zou met de loodsboot, die op apegapen lag, aan boord worden gebracht vergezeld van twee Zwarte Pieten. De motorboot luisterde perfect naar de sterke stroom, die in de baai was, maar niet naar de motor en het roer.
Het gebeurde dus eerst, dat de boot nogal hard tegen de ‘Bergensfjord’ optufte, waardoor de Sint en zijn Pieten bijna door de schok overboord gingen. Nog eens geprobeerd. Langzaam langszij van onze grote collega. Vlak boven het water was een deur en daaruit werd een trap gebracht en de bedoeling was, dat ik daar op zou stappen. Jawel. Maar dat oude ding van een boot, kon niet zo goed gestuurd worden, dus er bleef nog een ruimte van ongeveer een meter tussen boot en het plankier van het trapje. Doe dat maar eens met een stel rokken aan.
Opeens verscheen een Noor op het platje, stak een hand uit van ongeveer 40 centimeter groot, pakte mijn hand en hup, daar vloog ik over het water in de armen van de Noor. Boven op het zonnedek stonden een paar honderd passagiers te kijken, camera's klaar en ongetwijfeld hopende dat de Sint met al zijn rokken in het water terecht zou komen.
Ik naar binnen en toen de Pieten. Dat ging vlotter want die hadden geen rokken. En of ik maar naar het zonnedek wilde gaan. Zeven, ja heus, zeven trappen op. Met rokken aan en een staf in het handje.
Toen ik eindelijk boven kwam zakte mijn rokken af omdat ik er zo dikwijls op getrapt had en ik had bijna geen asempje meer over. Wat een geklauter.
Ik zei: ,,Dames en heren, wilt u zich even omdraaien. Mijn skirts zijn omlaag gezakt en ik moet ze even ophalen.” Ik had net zo goed kunnen zeggen: ,,En nu allemaal de camera's voor de dag en maar kieken jongens.” Nu, dat gebeurde. Ik gekiekt, toen met een Zwarte Piet. Toen met een toerist in het midden, tussen Sint en Piet in.
Hoeveel malen dat gebeurd is weet ik niet. Ik zei: ,,I would like a cup of coffee”, want niemand had er aan gedacht, dat die Sint een appelflauwte nabij was. Nu kreeg ik koffie.
Zeven dames hadden mijn smeekbede gehoord en hadden koffie gehaald.
In de namiddag was er een ontvangst aan boord. Toen men hoorde dat de Sint aan boord was, maar nu in burger, moest ik weer naar buiten om gekiekt te worden. Maar voor de cruise-operator aan boord was het een succes.
Maar hoe ging nu normaal het bezoek van de Sint aan het eiland? Dat begon eerst met een toer in een open auto. Zakken met verpakte karamel enzovoort die al leeg waren wanneer de tocht halverwege was. Dan werd gestopt en werd een nieuwe voorraad ingeslagen. De tocht ging eerst naar Tera Kòrá, dan Nikiboko, Antriol, Nort di Saliña en naar Rincon. Dan ging de Sint naar huis.
De volgende morgen naar de scholen in Kralendijk en het ziekenhuis en Kas di Sosiegu. Het bezoek aan de bewaarschool en aan de ouden van dagen waren de aardigste bezoeken. De volgende dag ging het naar de scholen van Rincon. Er waren kinderen, speciaal jongens, die als de dood voor de Sint waren.
In Kralendijk sprongen ze door het venster van het schoollokaal naar buiten en kwamen niet meer te voorschijn. Wanneer de Sint dan 's avonds visites ging afleggen bij zo'n tiental families, die erom gevraagd hadden, dan hoorden ze de auto van de Sint en weg waren ze. Later, na dertig jaar bijvoorbeeld, zag men ze terug als directeur van een bank of achter een bureau van het gouvernement.
Het waren vermoeiende dagen, maar het was een dankbaar werkje.