Vergadering 13 oktober 1950 L.D.
18o. Een brief d.d. 12 oktober 1950 van de heer Gerharts luidende:
,,Ondergetekende vraagt hiermede, dat de Staten der Nederlandse Antillen, met gebruikmaking van het recht verleend in artikel 117 van de Staatsregeling, de volgende vragen aan het Bestuur stellen:
a. Is het Bestuur bereid te onderzoeken onder welke omstandigheden de wnd. Directeur van Lands Radio en Telefoondienst in de avond van 3 oktober 1950 een telegram, dat op die dag door Statenlid L.D. Gerharts naar Nederland werd verzonden, uit het archief van het kantoor van aanname gelegen aan het Wilhelminaplein heeft opgevraagd en heeft medegenomen?
b. Is het Bestuur bereid een ernstig onderzoek in te stellen aan wie dat telegram ter inzage werd verstrekt door genoemde wnd. Directeur?
c. Is het Bestuur niet van mening, dat hier een ernstige inbreuk werd gemaakt op de plicht tot geheimhouding door genoemde dienst van het Gouvernement?
d. Is het Bestuur niet van mening, dat genoemde wnd. Directeur opnieuw hiermede heeft getoond, ongeschikt te zijn voor enige leidende functie in genoemd bedrijf?
e. Is het Bestuur bereid terzake onmiddellijk de nodige maatregelen te nemen en wil het Bestuur aan de Staten mededelen waaruit deze maatregelen zullen bestaan?” De heer Gerharts: Mijnheer de Voorzitter. Wilt U mij toestaan deze brief even toe te lichten?
Telegram
Op 3 oktober heb ik een telegram naar Nederland gestuurd over de politieke toestand hier in de Antillen. Van dat telegram heb ik geen copie gehouden. Toen ik op 6 oktober weer op Curaçao was, heb ik het nodig gevonden, daar ik uit Nederland geen reactie op mijn telegram had gekregen, het nog even te gaan inkijken en er een copie van te maken. Toen ik de copie opvroeg op het kantoor aan het Wilhelminaplein, bleek mijn telegram niet aanwezig te zijn. Er was wel een copie - een getikte copie - en in de rechterbovenhoek stond vermeld: ,,Het origineel door de heer Bergman meegenomen.” Ik heb de chef van dat kantoor toen gevraagd, wat er eigenlijk was gebeurd en deze deelde mij mede, dat de heer Bergman in de late avond van 3 oktober daar gekomen was en mijn origineel telegram had weggenomen uit het kantoor van de radiodienst. Het ligt voor de hand, dat ik daaruit de volgende conclusies moet trekken. Ten eerste: dat het aan de heer Bergman bekend moet zijn geweest - door eigen waarneming of door mededeling - dat ik een telegram van een bijzondere inhoud had verzonden. In de tweede plaats: dat de heer Bergman in die avond in een gezelschap moet zijn geweest en over dat telegram moet hebben gesproken, waarbij hij moet hebben aangeboden het te halen en het te laten zien. In de derde plaats: dat de waarnemend directeur van de Landsradiodienst hiermee een zeer ernstige overtreding heeft begaan. Het is moeilijk aan te nemen, dat de heer Bergman het telegram heeft gehaald om het veilig in zijn zak te bewaren of het ’s avonds mee naar bed te nemen en het als een talisman onder zijn hoofdkussen te leggen. Hij heeft dat telegram meegenomen met een bepaald doel en dat doel is niet moeilijk te raden, Mijnheer de Voorzitter! Het is wel te veronderstellen, waar het telegram terechtgekomen is.
Vuilnisbak van Curaçao
Het was voor ons eiland moeilijk kapitaalsposten op de begroting goedgekeurd te krijgen. In Curaçao werd er kwistig met rood en blauw potlood gewerkt.
Het resultaat was dat de dolste situaties ontstonden.
Het bleek dat het niet mogelijk was gebouwen tegen brandschade te verzekeren omdat wij geen brandspuit hadden. Ja, toch, er was een Jan van der Heyden-spuit, die met mankracht in werking kon worden gesteld en gehouden. Een commandant van de politiemannen heeft een keer dat vehikel tevoorschijn gehaald en zijn manschappen aan het werk gezet. Het zweet van de politiemannen overtrof in hoeveelheid het water dat aan het eind uit de slang kwam. Wel over de gehele lengte.
Er waren honderden gaatjes in die slang.
Eindelijk besloot Curaçao goedgunstig een brandspuit aan Bonaire af te staan.
Het apparaat kwam met de Baralt mee en werd op de pier gedeponeerd. Benzine en olie werden gehaald voor deze brandbestrijder, doch helaas, er was geen beweging in de motor te krijgen. Een kostbare reparatie was nodig. En toen na enige weken de spuit kon rijden en kon pompen, bleek de spuitinrichting ook van een gezegende ouderdom te zijn. Er was met het ding niets te beginnen. Men zond ‘deskundigen’ van Curaçao naar Bonaire en dat gebeurde ettelijke malen. Het kostte handen vol geld. Vele malen ging de noodkreet van Bonaire naar Curaçao: zend ons een nieuwe spuit. Die kwam na enige jaren.
De auto van Piet
Gezaghebber Piet van Leeuwen kwam in december 1939 op Bonaire aan en besloot aan Curaçao een auto te vragen. Die kwam. Hij zag er nog wel netjes uit en Sjon Piet ging de eerste beste zondag eropuit om Bonaire te leren kennen.
Hij heeft kilometers moeten lopen om Playa weer te bereiken. De auto was een overjarige ziek oude heer. Het voertuig bleek te Curaçao afgekeurd te zijn, maar werd goed genoeg bevonden voor Bonaire.
Hetzelfde gebeurde met een paar trucks. Bonaire had één dumptruck gevraagd en Curaçao, goedgeefs, zond er twee. Ook deze voertuigen waren door Openbare Werken afgekeurd.
Reeds in 1934 werd getracht op Bonaire een zoutraffinaderij te vestigen. Gouverneur Van Slobbe gaf volle steun. Zijn opvolger boorde het plan de grond in.
Zelfs ambtenaren die uit de gratie van de Hoogmogenden te Curaçao vielen, werden gestraft met een overplaatsing naar Bonaire. Dat is niet éénmaal, doch verscheidene malen geschied. Men schonk er geen aandacht aan of het huisgezin eronder leed.