In oktober 1971 bezocht Hugo, mijn zoon, mr. Le Poole te Curaçao voor een zaak die deze voor hem te behandelen had. Mr. Le Poole was in een slecht humeur, want juist die dag, zo vertelde hij, waren de onderhandelingen inzake de verkoop van Hotel Bonaire voor de derde maal mislukt, nu met een Engelse groep.
Hugo vertelde dat hij in die week naar New York zou gaan. Als Le Poole de vraagprijs zou willen geven, zou Hugo, die veel relaties in New York heeft, proberen een gegadigde te vinden.
Een week voor dit bezoek aan New York had Hugo te Curaçao een gesprek met de heer Blinky van der Flier, hoofd marketing KLM, USA. Tijdens dit gesprek vertelde Hugo hoe erg hij het vond dat Hotel Bonaire dicht was en dat dit de economische ontwikkeling van Bonaire benadeelde. Ik mag hierbij wel opmerken dat Hugo en ik altijd probeerden de ontwikkeling van het eiland te bevorderen, welke pogingen vele malen succes hadden, doch die een schep geld hebben gekost.
Club Méditerannée
Van der Flier vertelde toen dat Club Méditerannée interesse had in een hotel op Bonaire. Het is vanzelfsprekend dat Hugo bij zijn bezoek aan New York in oktober Van der Flier opzocht, die er direct werk van maakte dat Hugo in contact zou komen met de topman van de Club Méditerannée. Deze was helaas in Frankrijk.
Aangezien Hugo de heer F.O. Kielman, hoofd KLM in de USA kende, die op dezelfde verdieping zijn kantoor had, bracht hij aan deze een beleefdheidsbezoek (als KLM-vertegenwoordiger Bonaire). Pratende over Bonaire in het algemeen, kwam de bezorgdheid van Hugo naar voren over de toeristische ontwikkeling van Bonaire door de sluiting van Hotel Bonaire. Hij vertelde dat mr. Le Poole hem de koopprijs had gegeven en dat hij reeds met twee personen had gesproken over de mogelijke koop.
Toen Hugo de naam van de Club Méditerannée noemde, reageerde Kielman direct met de mededeling dat dit geen goede oplossing voor Bonaire zou zijn, maar dat hij snel kopers zou kunnen vinden. Hij zou direct een relatie in Londen opbellen en ook een in New York en hij verzocht Hugo de volgende dag terug te komen voor een verdere bespreking. Dat bezoek op die volgende dag was het begin van alle ellende waar wij de laatste tien jaren in betrokken zijn geweest. Wat begon met een vriendendienst aan mr. Le Poole, is uitgegroeid tot een zeer onprettige en kostbare zaak.
Op de dag die afgesproken werd, werd Hugo voorgesteld aan de heer Warren E. Kraemer, die aan Hugo voorgeschoteld werd als vertegenwoordiger van een groep die Hotel Bonaire wilde kopen. Men verzocht Hugo voor die te onderhandelen zodat de koop tot stand zou kunnen komen. Geld was geen probleem!
Kraemer-groep
Na maanden onderhandelingen met de curator, de regering van de Nederlandse Antillen (voor een regeringsgarantie van 60 procent van de koopsom) werd het management overgenomen door de z.g. ‘Kraemer-groep’. In die zes maanden van onderhandelen werd herhaaldelijk gesuggereerd dat de KLM het Hotel Bonaire zou kopen, maar ten slotte kwam de aap uit de mouw en bleek Kielman de hoofdpersoon te zijn in de ‘Kraemer-groep’.
Kort daarna bracht Kielman een bezoek aan Bonaire. Ik had hem eens kort ontmoet tijdens een bezoek van de hoofddirectie van de KLM aan Bonaire. Op een zondagmorgen keerde ik terug van een bezoek aan de zoutpannen, toen Hugo mij tegemoet reed en ik kreeg een stopteken. Kielman kwam mij begroeten en gaf de verzekering dat hij met zijn organisatie in de USA het hotel zou vullen. ,,Daar was geen twijfel aan.” Nu, dat klonk goed. Inderdaad Kielman zou het kunnen vullen!
In de periode april/mei 1972 hebben de aandeelhouders $ 120.000.00 op hun aandelen gestort. Hiervan ging onmiddellijk op 11 april 1972 $ 69.000.000 naar de curator, mr. S. Le Poole als betaling van de huur. Dit was voor de periode gedurende welke men aan het onderhandelen was voor de koop. De marketing moest weer geheel opgebouwd worden, vele airco’s moesten worden vernieuwd, in het kort de resterende $ 50.000.00 smolt als sneeuw voor de zon weg aan salarissen en het opknappen.
Het hotel was zo goed als leeg. Het zou totaal 17 maanden duren voor de ‘Kraemer-groep’ het hotel eindelijk zou kopen en al die tijd moest huur worden betaald. Maar dat kopen ging niet zo vlot als de heren in New York hadden voorgespiegeld. De regering wilde wel de gevraagde garantie geven, maar zij stelde eisen, en terecht. Aan deze eisen konden de aandeelhouders te New York niet direct voldoen.
Men zei telkens tegen Hugo, dat hij zich geen zorgen behoefte te maken, dat er spoedig geld zou komen om de ‘operation’ gezond te maken. Echter vaak was er geen geld voor de payroll, die elke twee weken wel betaald moest worden en dan sprongen wij bij om grote moeilijkheden te voorkomen. Intussen was een nieuwe vennootschap opgericht, ‘Bonaire Beach Resort nv’, onder welke naam de exploitatie zou geschieden.
Vertrouwen
Hugo had blindelings vertrouwen in de heren te New York vanwege hun posities bij de KLM en bij McDonnell Douglas en hij geloofde de belofte van spoedige betaling van de voorgeschoten gelden.
In september 1973 werd Hugo door de rechter-commissaris (RC) ontboden en door de RC en de curator mr. Le Poole werd hem duidelijk te verstaan gegeven dat men niet eeuwig met dit spelletje kon doorgaan en dat het hotel nu spoedig door de groep te New York moest worden gekocht, anders zou men maatregelen treffen.
Aangezien Hugo namens de New Yorkse groep de voorlopige koopovereenkomst had getekend, zou hij als de verantwoordelijke persoon kunnen worden beschouwd met alle consequenties die zouden vastzitten aan het eventuele niet doorgaan van de koop. Intussen zaten onze bedrijven met grote vorderingen op het hotel voor voorgeschoten gelden, betaald om te voorkomen dat het weer gesloten zou moeten worden. Daarnaast heeft Hugo, ik mag wel zeggen enige duizenden uren aan dit hotel besteed zonder enige compensatie te ontvangen.
Een van de voorwaarden van de Ned. Ant. regering was, dat men moest ‘aantonen dat uit eigen middelen ten minste Nafl. 1.000.000 zal zijn geïnvesteerd’.
De Staten van de Nederlandse Antillen hadden nota bene reeds hun goedkeuring gehecht aan de verlenging van een garantie voor een op te nemen geldlening van maximaal Nafl. 1.500.000,-, doch de eerste voorwaarde was dat de voorgeschreven uitbreiding van Hotel Bonaire tot een 100-kamer-hotel zal zijn gerealiseerd (brief d.d. 11 mei 1973 aan Bonaire Beach Resort nv). Aan geen van deze twee voorwaarden konden de heren voldoen.
Toen noch New York, noch de regering de benodigde fl. 1.500.000,- op tafel kon leggen, werd aan Hugo gevraagd of hij zou willen proberen het geld los te krijgen van de First National City Bank te Caracas en Aruba. Dit genoemde bedrag was nodig om de curator te betalen voor de koop van het hotel.