Analyse van een onzer verslaggevers
President-commissaris Mariselle Maduro van overheids-nv Refinería di Kòrsou (RdK) doet net alsof de rol van de Raad van Commissarissen eigenlijk nihil is, verwaarloosbaar klein, als het gaat om de aanstelling van een nieuwe algemeen statutair directeur. In een persbericht over de zeer controversiële wijze van benoeming - waarbij door het kabinet Asjes de nummer één werd gepasseerd en nummer twee, toevallig een partijgenoot, het moet worden - wast zij haar handen in onschuld: ,,De RvC respecteert het besluit van de aandeelhouder om zijn voorkeurskandidaat te benoemen.” Maduro benadrukt dat volgens de statuten de aandeelhouder hier over gaat en niet de RvC.
Duidelijk. Maar hebben de door de politiek op deze plek aangestelde commissarissen dan helemaal geen rol of verantwoordelijkheid? Kan dus iedereen, een kind, de was doen? En als zij dan geen rol zouden hebben, waarom dan op 21 januari toch wel specifiek vergaderen over het agendapunt ‘Voordracht Rapportage Algemeen Statutair Directeur RdK’? Uit de weliswaar nog niet officieel goedgekeurde notulen blijkt zonneklaar dat de nota bene door de president-commissaris zelf voorgezeten RvC-vergadering besluit om de door het externe wervingsbureau tot beste aangewezen kandidaat ‘voor te dragen als de nieuwe algemeen statutair directeur van RdK’. En zo voegt de RvC daar aan toe: ,,In alle drie evaluatiemomenten was hij veruit de beste kandidaat en hij is direct inzetbaar.”
Over nummer twee, waar de PS-ministers in het kabinet - in afwijking van de adviezen van het wervingsbureau, de RvC en de adviseur corporate governance SBTNO - voor kozen, stellen de notulen van de commissarissen het volgende: dat hij niet beschikt over een afgeronde academische opleiding; hij geen ervaring heeft met de utiliteitssector; wel beschikt over general manager-ervaring en thans een MBA-opleiding volgt. Maar bovenal is tijdens het gesprek gebleken dat de keuze van de meerderheid van de ministerraad (met uitzondering van de drie PAIS-ministers, die tegen stemden, en PS-minister Francisca, die uit voorzichtigheid blanco stemde) ‘niet over de kennis van het bedrijf (RdK) beschikt’. Hij had twee weken voor het gesprek een informatiefolder over RdK ontvangen ‘zodat hij een vloeiend en vlot gesprek kon voorbereiden’. ,,Kennelijk heeft hij zich niet verdiept in de materie.” En: ,,Op de vraag omtrent zijn visie over de CRU (de utiliteitscentrale ten behoeve van de raffinaderij, red.); afstoten of behouden, kon hij geen antwoord geven. Met andere woorden: inhoudelijk kon hij niet reageren. Tijdens deze gespreksronde kwam hij niet overtuigend over.”
Nu stelt president-commissaris Maduro dat dit ‘niet de officiële notulen’ zijn en dat dit ‘de persoonlijke mening is van enkele leden van de RvC’. Maar ze zijn wél opgesteld door een (neutrale) notuliste en bij de vergadering waren vier van de zeven commissarissen. De voorzitter kan dan wel betreuren dat het in de publiciteit is beland, wat er staat zal inhoudelijk niet helemaal uit de duim zijn gezogen.
Vraag is dan: is dit dan wel een gunstig startmoment voor de nieuwe statutair directeur die aan het roer van een strategisch zeer belangrijke positie van een overheids-nv komt te staan? Is het verstandig om dit op z’n zachtst gezegd twijfelachtige proces door te zetten? Maduro betreurt het dat ‘geprobeerd is een smet te werpen op een sollicitatieproces dat transparant en volgens de regels van corporate governance is verlopen’. Is dit wel zo? Is het wel zo open en transparant gelopen? De nummer één vindt zelf van niet en schreef in zijn brief, waarin hij zijn kandidatuur intrekt, dat van dit proces op een bepaald moment ‘werd afgeweken om politieke redenen’. De onafhankelijke instantie SBTNO geeft daags na het besluit van de ministerraad aan dat er ‘zwaarwegende bezwaren zijn tegen de voorgenomen benoeming’ van nummer twee, mede omdat dit in afwijking is van het advies van de extern ingehuurde deskundige, namelijk het wervingsbureau.
Uiteindelijk, zo blijkt uit de brief van SBTNO, is door de RvC waar Maduro voorzitter van is een voordracht gedaan van twéé kandidaten en volstaat de Raad - nadat er eerst dus duidelijk twijfels zijn uitgesproken over nummer twee - met slechts te verwijzen naar de ‘Voordracht Rapportage’ van het adviesbureau. Dit is onvoldoende, ook al cijfert de president-commissaris haar eigen rol en die van de overige commissarissen helemaal weg door erop te wijzen dat de benoeming des aandeelhouders is. Want SBTNO, de officiële adviseur corporate governance van de regering, stelt dat de RvC wel degelijk ‘gemotiveerd de kandidaten moet voordragen aan de algemene vergadering van aandeelhouders AVA’, waarbij ‘de RvC in haar aanbeveling aangeeft welke van de kandidaten de meest geschikte kandidaat is om de functie te bekleden’. Kortom: de RvC loopt weg voor zijn verantwoordelijkheid en dat geeft politici alle ruimte om met onzakelijke en onware argumenten te bemachtigen wat ze zo graag willen hebben. Hoezo corporate governance?
Tot slot, premier Asjes (PS) wijst in een brief aan zijn collega-ministers op het (gezochte) bezwaar dat degene die het beste uit de bus kwam - en die als academicus een indrukwekkende carrière bij de Isla-raffinaderij achter de rug heeft - een te grote ‘emotionele verbondenheid heeft met de onderneming die de raffinaderij van RdK huurt’. En dat deze emotionele verbondenheid van diverse voorgaande RdK-directeuren debet is aan het feit dat de laatste RdK-inspectie van de raffinaderij uit de jaren 90 dateert. Deze opmerking van de regeringsleider houdt de facto in dat behalve directeuren óók opeenvolgende commissarissen hebben zitten slapen. Of hebben deze toezichthouders op hun beurt een te grote ‘emotionele verbondenheid’ met de politieke partijen die hen op deze posten benoemden?