Door Sandew Hira
Afgelopen weekend ben ik vol hoop en verwachting naar de bioscoop gegaan om de film Tula The Revolt van Jeroen Leijnders te gaan zien. Met een budget van 3,5 miljoen dollar en een acteur als Danny Glover in de vooraankondiging kan het niet missen. Dit is de film waar veel Curaçaoënaars en mensen die slavernij bestuderen op hebben gewacht. In Nederland lag de lat niet erg hoog. Na de mislukte documentairereeks van de NTR over slavernij - die neerkwam op het witwassen van de Nederlandse misdaad tegen de menselijkheid - moet alles wat hierna komt beter zijn. Deze film is geen documentaire, maar drama, maar ook drama kan een goede weergave zijn van de historische werkelijkheid. Dat heeft de film Django van Tarantino, bewezen. Die heeft wel de lat hoog gelegd en slavernij laten zien zoals die in werkelijkheid was.
Enkele jaren geleden ben ik gedoken in de gepubliceerde archiefbronnen over de opstand van 1795 op Curaçao onder leiding van Tula en heb een drietal artikelen gepubliceerd in een reader onder redactie van Artwell Cain. Ik ben redelijk goed op de hoogte van wat er toen gebeurd is.
De film is één grote teleurstelling. Als je niets weet van het onderwerp, dan zou je ten minste naar een spannend verhaal willen kijken en naar de grote rol van Danny Glover. Maar Glover speelt geen grote rol in de film. Hij speelt niet de rol van Tula. Daarvoor is hij te oud. Hij speelt gewoon een oude man in de zin van: ,,Ik ben Danny Glover en ben heel bekend. En ik speel een oude man in de film over Tula.” Daar moet je het mee doen wat Glover betreft.
De spanning is ver te zoeken. Het verhaal wordt op een saaie manier verteld.
Voor een kijker zonder kennis van zaken is het teleurstellend. Maar als de film nou enigszins in de buurt van de waarheid kwam, dan zou je kunnen zeggen: het is saai, maar het brengt wel in beeld wat er gebeurd is. Het tegendeel is waar. De film is een complete verdraaiing van de historische feiten. Die feiten zijn vooral gebaseerd op verhoren van de mensen die gearresteerd zijn tijdens de opstand.
In die historische feiten is het verhaal als volgt. Tula is de leider geweest van een opstand. Hij heeft gedurende lange tijd een organisatie opgezet om die opstand voor te bereiden. Uit het verhoor van de rebel Christopher blijkt dat hij enkele maanden voor de opstand naar plantage Knip was gegaan ‘om de slaaven te zeggen dat zeekere fransman genaamt Rigeaud stont te komen om hun alle vrij te maken, en dat zij zig maar moesten klaar houden teegens de blanken te vechten’. Rigeaud was één van de leiders van de Haïtiaanse revolutie.
Uit een verhaal van een andere Afrikaan bleek dat 14 dagen voor de opstand, Tula en zijn mensen op verschillende plantages zijn geweest om de opstand in detail voor te bereiden. Hun organisatie zorgde voor het verzamelen van inlichtingen over wat de slavenhouders deden, het opzetten van ontmoetingsplekken en het organiseren van een sweri, een eedaflegging.
In Haïti waren de Afrikanen in 1789 al in opstand gekomen. In 1804 zou Haïti een onafhankelijke republiek worden. Tula was geïnspireerd door de Haïtiaanse vrijheidsstrijd. Wat wilden Tula en zijn lotgenoten?
De bronnen zijn duidelijk hierover. De predikant G. Bosch, die de kolonie bezocht na de opstand en sprak met mensen die het hadden meegemaakt schrijft: ,,Zij namen nu voor, den blanken de gewone titels niet meer te geven; dezen alle gehoorzaamheid te weigeren; zich zelven vrij te verklaren; en zelven opperhoofden aan te stellen, die hen regeren zouden’. Anders gezegd: ze eisten vrijheid, menswaardigheid, respect én onafhankelijkheid net als in Haïti. Ze wilden een einde aan de onderdanigheid.
De openbare aanklager Pieter Teylingen, die het verhoor van Tula afnam, schrijft in zijn verslag, dat Tula ‘heeft beleeden in alles als hun opperhoofd te hebben geageerd en dat niets dan op zijn ordre was geschied, hij belijd dat het voorneemen der neegers was de blanken te vermoorden en een Gouvernement van neegers op te regten waarvan hij dan ook verwachten Gouverneur te zijn’. Anders gezegd: Tula was de bewuste leider die desnoods met geweld een zwarte onafhankelijke staat vrij van slavernij nastreefde.
Wat heeft Jeroen Leijnders van Tula gemaakt? Een lulletje rozenwater, een zwakke man die geen opstand en geen revolutie wilde, maar alleen maar een gesprek met de gouverneur. Hij had geen organisatie opgebouwd, maar werd verrast door mensen die zich zomaar aanboden om mee te doen met de opstand. De hele film door zeikt deze Tula maar steeds dat hij een gesprek wil met de gouverneur in plaats van een opstand en revolutie. Niks onafhankelijkheid. Niks organisatie. Niks goed voorbereide opstand.
Leinders gaat een stapje verder. Wat wilden de tot slaaf gemaakte Afrikanen echt? Ze wilden dat de slavenwetgeving goed werd nageleefd. In die slavenwetgeving mocht er niet op zondag gewerkt worden. In 1795 werden ze gedwongen om ook op zondag te werken. Aan eind van de film wordt gezegd dat de opstand wel is neergeslagen, maar Tula toch bereikt heeft dat de slavenwetgeving beter werd nageleefd.
Vrij vertaald was de leuze volgens Leijnders dus: ,,We willen in slavernij leven van maandag tot en met zaterdag, maar zondag niet! Als jullie dat maar weten!”
En Leijnders verkondigt wat de ideologen van het wetenschappelijk kolonialisme schrijven: er is daarna geen opstand geweest, omdat de mensen beter behandeld werden.
In mijn analyse van de bronnen laat ik zien dat er geen opstand is geweest omdat de onderdrukking scherper en effectiever was. Eén van de belangrijke lessen voor de slavenhouders was dat ze alle gaten in het systeem moesten dichten die zouden leiden tot een opstand, zoals: het terrein op Curaçao schoonmaken en wegen aanleggen zodat de beweging van de Afrikanen beter kon worden geobserveerd, de geest koloniseren door ze te dwingen onderdanig en nederig te zijn voor de meester en de basja, het gebruik van selectieve terreur om potentiële leiders angst aan te jagen en het bevorderen van de eenheid onder de blanken.
Het staat allemaal in de beleidsstukken van de slavenhouders, die gepubliceerd zijn. Leijnders heeft ze gezien, net als ik.
Maar hij koos voor het koloniaal verhaal van Tula als lulletje rozenwater en niet een echte leider. Zijn Tula had geen grotere visie dan een gesprek met de gouverneur aanvragen. De enige krachtige persoon in zijn film is een witte vrouw, Johanna Lesire. In zijn film is zij degene die zwarten aanspoort om voor hun rechten te vechten. Zij is de onbevreesde strijdster voor vrijheid van zwarte mensen,
Wat zeggen de archieven over deze Lesire? Dat ze gewoon een schijtluis was. Ze was opgebracht voor verhoor, omdat de koloniale raad had gehoord dat ze onderdak had geboden aan vrijheidsstrijders. Maar Lesire verdedigde zich door te zeggen dat ze van niets wist. Zij had ‘haar huis in bewaring gegeven aan een oude kreupele negerin, die ook de sleutels heeft’. Ze wilde niets met de opstand te maken hebben en is erin geluisd door zwarte mensen. De raad liet haar gaan. Niks heldhaftigs, gewoon een bange schijter die heel goed wist dat een blanke die zich solidair verklaart met zwarten de doodstraf riskeert. Leinders voert haar steeds op als een moedige vrouw die vrijuit over haar ideeën over vrijheid van zwarten kon praten zonder dat haar iets werd aangedaan.
Als witte mensen zwarte geschiedenis schrijven of filmen krijg je meestal een verdraaiing van de historische werkelijkheid, Tarantino is een witte man met een gedekoloniseerde geest. Daarom kon zijn film de harde werkelijkheid van slavernij weergeven.
Leinders maakt een film waarbij de wreedheid van slavernij is weggemoffeld. Niemand wordt gezweept tijdens slavernij op Curaçao. De pijnbank is bij Leijnders verdwenen bij de verhoren.
De openbare aanklager Van Teylingen vertelt dat de verhoren werden uitgevoerd met de pijnbank: ,,Hoe zeer ik dan ook een vijand, ja een doodvijand ben van dat verschrikkelijk wangedrogt bij ons den pijnbanke genoemt, en dat niet alleen in onze republicq als een verfoeijelijk instrument werd aangemerkt, maar ook bij alle geciviliseerde natien afgeschaft, zoo ben ik onder zeer eerbiedige correctie van gevoelen dat in casu quo (mits de grootste voor en omzichtigheid gebruikende) hetzelve tot een zeer weezenlijke nut voor dit eiland en derzelve ingezeetene zoude kunnen worden gebruik gemaakt.” Een pijnbank kent graden van pijniging. De eerste graad was de psychologische marteling (dreigen met martelen). De tweede graad was het rekken van de ledematen met touwen en een draairad. Verder worden er toortsen, tangen en allerlei ander marteltuig gebruikt. De derde graad was dezelfde behandeling dan de tweede, maar de duur was een half uur. In de vierde graad werd de duur langer en werd de persoon continu geslagen. In de vijfde graad werd naast het slaan gewichten aan de benen gehangen en andere instrumenten ingezet om fysieke pijn te veroorzaken zodanig ‘dat de beschuldigden dikmaal liever soude sterven, als soodanige pijn uytstaan’.
Tijdens de verhoren wordt Tula alleen maar geklapt in zijn gezicht. Dat is het ergste dat in beeld wordt gebracht. In werkelijkheid werd hij op de pijnbank gelegd.
Iedere zichzelf respecterende filmer zou de meest dramatische momenten van de opstand in beeld brengen. De executie van Tula en de andere leiders van de opstand is gegrift in het geheugen van alle Curaçaoënaars. Hij werd geradbraakt (botten kapot geslagen), aan een kruis gespijkerd, zijn gezicht met een toorts verbrand en zijn hoofd afgehakt. Tot twee keer laat Leijnder het vonnis horen, maar niet zien. Wat voor filmer is dit? Hij had gewoon een artikel moeten schrijven. Dan was het effect nog groter geweest, dan het laten voorlezen. Maar de nazaten van de misdadigers willen niet graag de misdaden van hun voorouders in beeld brengen. Ze willen wel de geschiedenis verdraaien waardoor zwarte helden worden omgetoverd tot zielige zwarte figuren die slavernij willen van maandag tot en met zaterdag, maar zondag niet.
Tula The Revolt is geworden: Tula de mislukking. Wasted time, wasted money, wasted energy.
De Surinaamse historicus Sandew Hira is medeauteur van het boek ‘Tula, de slavenopstand van 1795 op Curaçao’.