Door prof. dr. F.B.M. Kunneman
Internationaal erkende algemene regels van goede governance zoals ‘geen politieke inmenging in overheidsgelieerde entiteiten’, gelden ook voor onze Centrale Bank. Dit is vastgelegd in het zogenaamde Centrale Bank Statuut. Dat zijn zeg maar de statuten van de Centrale Bank, maar dan in de wet neergelegd, om hun belang te onderstrepen.
Recente publicaties in de media doen het ergste vrezen over de benoemingsstrategie bij de CBCS van onze nieuwe regering. Uitlatingen van regeringszijde in de media roepen vragen op. Beangstigende vragen. In het AD van 9 juli staat dat de minister van Financiën van Curaçao zou hebben gezegd niet de aanbeveling te zullen volgen van de RvC voor (her-)benoeming van commissarissen. De Curaçaose regering zou volgens hem ‘eigen’ mensen willen benoemen. Op de website van de regering stond op 20 juli dat de commissarissen van de CBCS zouden zijn ‘bedankt’ voor hun diensten en dat aan nieuwe voordrachten zou worden gewerkt. De aanbeveling van de RvC zou volgens het AD van 21 juli door de regering zijn afgewezen. Misschien denkt u: ,,Ach, wat zou het.” Ervan uitgaande dat de berichtgeving in de media juist is, moet ik u uit de droom helpen: dit doet er heel veel toe. Wat de regering schijnbaar wil, dat kan helemaal niet. Het is in strijd met de wet. Het raakt ons dus allemaal. Onze regering moet de wet volgen.
De CBCS is de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten. De Centrale Bank van twee landen dus. De commissarissen worden op voordracht van de regering van elk van de landen benoemd, door de landen gezamenlijk (artikel 25 lid 4 laatste volzin Centrale Bank Statuut). De regering van Curaçao kan voor drie van de zeven commissarissen een voordracht doen. Zij kan niet zelfstandig ‘haar’ commissarissen benoemen. Bovendien kan de regering geen voordracht doen zonder een zogenaamde ‘aanbeveling’ van de RvC. Die aanbeveling is overigens al in april 2021 door de RvC gedaan. Nu is het bijna augustus. En vergis je niet: die aanbeveling is niet ‘vrijblijvend’. Zonder aanbeveling van de raad van commissarissen kan onze regering geen voordracht doen. Als de Curaçaose regering zonder een daaraan ten grondslag liggende aanbeveling van de RvC een voordracht voor de benoeming van ‘haar’ commissarissen zou doen, dan is de regering van Sint Maarten wettelijk verplicht niet aan die benoeming mee te werken omdat een essentieel wettelijk vereiste ontbreekt.
Waarom is de wet zo ingewikkeld? Het antwoord is simpel. Juist om te voorkomen dat regeringen denken dat ze hun ‘eigen’ mensen met hun eigen politieke kleur de dienst in de raad van commissarissen kunnen laten uitmaken. De RvC van een voor ons land essentieel instituut zoals de Centrale Bank dient volledig onafhankelijk zijn toezicht te kunnen uitoefenen. Wettelijk dwingend voorgeschreven is dus de procedure dat (1) de RvC een aanbeveling doet aan de regering, (2) de regering op basis daarvan een voordracht doet en (3) de Landen gezamenlijk benoemen. Andere smaken zijn er niet.
De onafhankelijkheid van de commissarissen bij de Centrale Bank is bovendien wettelijk verankerd in artikel 18 van het Centrale Bank Statuut. Dat artikel verbiedt de regeringen van de Landen met zoveel woorden om instructies te geven aan commissarissen. Zodra op voordracht van de landen een commissaris is benoemd, dient deze slechts het belang van de Centrale Bank, niet een ‘eigen’ belang van de regerende partijen. Ook artikel 25 lid 10 van het Centrale Bank Statuut vermeldt met zoveel woorden dat de leden van de raad van commissarissen onafhankelijk dienen te zijn. Hoezo ‘eigen’ commissarissen? Ik kan me eerlijk gezegd niet goed voorstellen dat onze minister dat zou hebben gezegd. ‘Eigen’ bestaat niet. De Centrale Bank is van ons allemaal en zelfs van twee landen. Dus wat moet de regering doen? Gewoon de wet volgen.
Prof. dr. F.B.M. Kunneman is senior partner bij advocatenkantoor VanEps Kunneman VanDoorne en hoogleraar Corporate Governance aan de UoC. Hij leidt het team dat adviseert over corporate governance. Hij schrijft en doceert al decennia over dit onderwerp.