Er is deze dagen veel ophef op Curaçao over de governance van het parlement. Moet een aspirant-Statenlid in staat worden gesteld zijn geloofsbrieven aan te bieden? Bij deze zoveelste novela bij onze volksvertegenwoordigers dreigt er nu ingrijpen vanuit Den Haag. Intussen bezwijkt ons land onder de sociale en economische gevolgen van de Covid-19-crisis. We kunnen die niet alleen oplossen. Gelukkig zien ze dat in Nederland ook wel in. Aan het continueren van de aangeboden hulp worden nogal strenge voorwaarden gesteld.
In de concept-Rijkswet voor een Caribische hervormingsentiteit is onder meer voorzien dat ten aanzien van overheidsgelieerde entiteiten (nv’s zoals Aqualectra en Curoil) dwingende informatiebevoegdheden kunnen worden uitgeoefend. In het daaraan verwante Landspakket is opgenomen dat deze entiteiten worden doorgelicht op effectiviteit en doelmatigheid. Als deze entiteiten niet meewerken of niet aan de gestelde voorwaarden en eisen voldoen, dan kunnen zij daarvoor verantwoordelijk worden gesteld, maar ook het Land. In het uiterste geval kan zelfs de aan het Land geboden steun worden opgeschort. Beroepsmogelijkheden zijn zeer beperkt. Over de hervormingsentiteit hebben de lokale parlementen weinig te zeggen. Het is een Nederlandse rechtspersoon (een ‘zbo’) onder de verantwoordelijkheid van een Nederlandse minister en onder toezicht van het Nederlandse parlement. Het is geweldig dat Nederland bereid is bij te springen. Er wordt zonder voorbehoud structureel humanitaire hulp geboden. Daar moeten we heel dankbaar voor zijn. Ik vind het volstrekt gerechtvaardigd om aan structurele economische hulp redelijke eisen te stellen. Ik ben ook voorstander van een hervormingsentiteit op koninkrijksniveau. Echter schiet het ontwerp onnodig door. Proportionaliteit is ver te zoeken. Tekortkomingen zijn (1) de wijze van aanbieden, (2) het gebrek aan lokale democratische legitimiteit en controle, (3) onnodige zware bevoegdheden, (4) gebrekkige rechtsbescherming en (5) het ontbreken van een goede beëindigingsbepaling. Vanwege ruimtegebrek in deze column beperk ik me tot het eerste punt.
Er is in Curaçao verontwaardiging over het feit dat het om een Rijkswet gaat. Men geeft de voorkeur aan een ‘onderlinge regeling’ op basis van art. 38 lid 1 van het Statuut. De grondslag voor een Rijkswet is art. 38 lid 2 van het Statuut. Die commotie is volgens mij het gevolg van een misverstand. Het probleem is niet dat het om een Rijkswet gaat. Het eigenlijke probleem is dat Nederland geen enkele ruimte heeft gegeven om deze Rijkswet in ‘onderling overleg’ in te vullen. Dat wil zeggen in samenspraak en overeenstemming tussen de landen. Op zijn Amsterdams gezegd: de Rijkswet wordt de landen door de strot geduwd. De landen moeten tekenen bij het kruisje. Dat is in de verhouding tussen partners in het Koninkrijk niet fijntjes.
De rechtvaardiging zou zijn dat ultieme haast geboden is. Dat is in het geval van de Rijkswet een drogreden. De nood is inderdaad extreem hoog. Dat behoeft Nederland er helemaal niet van te weerhouden om in afwachting van het volgens het Statuut vereiste ‘onderling overleg’ alvast voortgezette economische hulp te geven. Waarom zouden we niet een redelijke kans kunnen krijgen om goed over de voorstellen na te denken en mogelijk ook met verbetervoorstellen te komen? Dat zou alleen maar gunstig zijn voor het draagvlak en de deugdelijkheid van de Rijkswet. En dat hoeft echt geen half jaar te duren. Drie maanden is al genoeg. In dat geval zou de giftige angel van mijns inziens weinig fatsoenlijke druk uit dit proces zijn. We kunnen dan samen tot een goede en duurzame oplossing komen. Wil Nederland dat niet en blijven de Caribische landen dwarsliggen, dan stort onze economie in. Dan komt er alsnog een volgende Algemene Maatregel van Rijksbestuur waarmee wordt ingegrepen in het lokale bestuur. Anders dan bij de politikeria rond de geloofsbrieven zou dan niet Curaçao, maar Nederland zich diep moeten schamen.
Prof. dr. F.B.M. Kunneman is senior partner bij advocatenkantoor VanEps Kunneman VanDoorne en hoogleraar Corporate Governance aan de UoC.