Door Thomas Domhoff
Na de gebeurtenissen rondom de Girobank is het thema over de garanties van saldi van rekeninghouders en spaarders bij banken op Curaçao en Sint Maarten erg actueel. Wij zijn niet anders dan alle andere landen die inmiddels zo’n garantiefonds hebben. Ook in de VS en in Nederland/Europa moest er eerst iets gebeuren voordat men de benodigde maatregelen begon te treffen. Kalf verdronken, put dempen, u kent het wel.
Ook valt op dat er veel meningen zijn over zo’n stelsel en gaat men vaak erg gemakkelijk om met de aannames rondom het oprichten van een garantiestelsel. Het is niet zomaar ‘een potje van de Centrale Bank’. Ik zal op een simpele manier twee depositogarantiestelsels en hun dynamiek trachten uit te lichten. Uiteraard zal ik daarbij aan enkele nuances en details moeten voorbijgaan.
Korte geschiedenis
Het garantiestelsel van de Verenigde Staten wordt beheerd door een overheids- (federale) instelling: de Federal Deposit Insurance Corporation (FDIC). Deze is in 1933 van start gegaan met een dekking van 2.500 dollar, na the Great Depression van 1929. Vervolgens is de limiet over de jaren verhoogd tot 100.000 dollar. Bij de grote financiële crisis van 2008 (the Great Recession) heeft de FDIC een tijdelijke limiet van 250.000 dollar ingesteld om rust en zekerheid terug te brengen in het financiële stelsel. Tot eind 2011 waren meer dan 150 banken in de VS failliet gegaan, met een ‘exposure’ van meer dan 90 miljard dollar. De meeste van deze failliete banken werden opgenomen door andere nationale en internationale financiële instellingen. In 2009 waren de FDIC-reserves al leeg getrokken en moesten alle banken 3 jaar van hun bijdragen vooruitbetalen. De Dodd-Frank Act heeft de uiteindelijke dekking in 2011 vastgesteld op 250.000 dollar op elk individueel standaard bankproduct.
In Nederland zijn een aantal banken in 1978 gestart met de Collectieve Garantie Regeling met een dekking tot 20.000 euro. Vervolgens transformeerde dit naar het Depositogarantiestelsel (DGS) in 2007, met een dekking van 38.000 euro vanwege de introductie van de Wet op het Financiële Toezicht (WFT). Deze dekking bleek onvoldoende in 2008 met de kredietcrisis en het omvallen van Indover Bank, Icesave en DSB Bank. Omdat meerdere Europese landen, waaronder Frankrijk, Duitsland en Ierland, op dat moment al snel de bankklanten een zekerheid gaven tot 100.000 euro, is Nederland in oktober 2008 ook meegegaan met een inmiddels algemene norm van 100.000 euro bij de landen met de Euro.
Uitgebreidere dekking in VS dan in Europa
De FDIC heeft meer dan 5.000 banken in haar ledenbestand. Acht separate bankproducten worden elk individueel gedekt tot 250.000 dollar; banktegoeden, pensioenrekeningen, en/of rekeningen, revocable trust accounts, irrevocable trust accounts, medewerkers pensioenrekeningen, bepaalde bedrijfsrekeningen, en overheidsrekeningen. Dus wie bijvoorbeeld een spaarsaldo en ook een separaat pensioensaldo heeft bij Bank X, ontvangt 500.000 dollar aan maximale dekking van Bank X. In het geval van een en/of rekening van een getrouwd echtpaar, ontvangt elk individu 250.000 dollar. Dus Bank X garandeert een en/of rekening tussen twee personen tot 500.000 dollar. Banken in de VS moeten 1.35% op het totaalsaldo van elk gegarandeerd financieel product afdragen aan de FDIC.
In 2015 heeft het hele concept van het Nederlandse DGS verder ‘substance’ gekregen met de oprichting van de Stichting Deposito Garantie Fonds (DGF). Deze zelfstandige rechtspersoon wordt gemonitord en ondersteund door de Nederlandse Centrale Bank (DNB) in haar management van het DGS. Er is binnen Europa en binnen ‘euroland’ nog geen officieel Europees garantiestelsel. De European Deposit Insurance Scheme (EDIS) is nog in haar vormingsfase. Al zijn de nationale omstandigheden in de eurolanden wel vergelijkbaar. Nederlandse banken dragen elk kwartaal bij aan het DGS. Pas in 2024 verwacht men de streefdekking van 0.8% te bereiken (ongeveer 4,5 miljard euro). Eind 2019 verwacht men rond 2 miljard euro in kas te hebben. Tot 2024 kan het DGS ook rekenen op een kredietfaciliteit van 3 miljard euro van de vier grote Nederlandse systeembanken. Vanwege het wegvallen van de spaarrente naar 0%, is er een snelle verschuiving ontstaan, weg van sparen, en meer naar financiële producten die niet onder het DGS vallen (met name beleggingsvormen). De garantie geldt tot 100.000 euro per bankvergunning. En anders dan de acht bankproducten per bank in de VS, zijn een aantal producten of rekeningvormen in Nederland niet gedekt. Ook worden saldi per type product niet afzonderlijk gegarandeerd tot 100.000 euro. Daarnaast hebben vele banken meerdere handelsnamen voor marketingdoeleinden. Bijvoorbeeld een spaarrekening met saldo van 75.000 euro bij ABN-Amro en een spaarrekening met 50.000 euro saldo bij Moneyou vallen allebei onder één enkele vergunning. Zodoende is er maar dekking voor 100.000 euro en niet het totaal van 125.000 euro. En/of-rekeningen worden wel gegarandeerd voor elk individu tot 100.000 euro.
Toezicht en werking
Zowel de VS als Nederland en de landen van de Europese Unie hebben een garantiestelsel waar banken met een lokale bankvergunning verplicht in participeren. De structuren en garantievormen zijn enigszins verschillend, maar het toezicht is meestal vergelijkbaar. De Centrale Bank van het land houdt scherp toezicht op de banken en op het garantiesysteem. Zowel in de VS als in Europa worden de banken continu geanalyseerd en hun risico vastgesteld. Afhankelijk van het risico betalen de banken in de VS en Europa een basisbijdrage verhoogd met een risicotoeslag. De basisbijdrage wordt gestort op de individuele rekening van de bank, de risicotoeslag gaat op een algemene rekening. Dit model stimuleert goed gedrag bij banken, en de meest risicovolle banken betalen dan ook meer aan het fonds. Wel moet dit fonds met haar hoge tegoeden op een uiterst voorzichtige manier beheerd worden. Zowel in de VS en in Nederland zijn de gelden voornamelijk belegd in schatkistpapieren.
Op het moment dat een bank failliet gaat, ondanks de verschillende toezichtmechanismes van de Centrale Bank, waarvan verandering van het management en curatele vaak de meest effectieve ‘corrigerende’ vormen zijn, treedt het garantiestelsel in werking. Veelal wordt er eerst aanspraak gemaakt op het saldo van de individuele basisbijdrage, als dit onvoldoende blijkt wordt het algemeen saldo met de risicotoeslagen aangesproken. Indien ook dit onvoldoende blijkt, dan wordt er aanspraak gemaakt op de individuele saldi van de andere banken in het fonds. Vervolgens wordt er aanspraak gemaakt op eventuele kredietfaciliteiten, of komt er een extra noodheffing bij de overige banken. Als ook dit onvoldoende blijkt, kan het betreffende fonds aanspraak maken op rentedragende leningen vanuit de overheid of Centrale Bank van het betreffende land. In elk geval worden rekeninghouders tot het gegarandeerd bedrag snel vergoed. Zowel bij de FDIC als DGF betreft het minder dan twee weken om het gehele gegarandeerde saldo terug te ontvangen. Sinds haar oprichting in 1933 heeft de FDIC haar verplichtingen in meer dan 500 faillissementen volledig voldaan.
Garantiestelsels zijn geen Centrale Bank potjes
Het is belangrijk op te merken dat garantiestelsels onder streng toezicht van de overheid en Centrale Bank van het land staan, en meestal een onafhankelijk bestuur hebben. De stelsels worden geheel gefinancierd door de lokale banken. Zowel de FDIC en DGS stellen expliciet in hun statuten dat zij geen aanspraak doen op publieke gelden. De garantiestelsels hebben dus geen fondsen van de nationale overheden, nog van hun respectievelijke Centrale Banken. Het zijn dan ook geen potjes met geld opgericht en beheerd door Centrale Banken.
Indien de overheid bijspringt in het bancaire stelsel, betreft het altijd een reddingsvorm die als financiering gestructureerd dienen te worden, waarbij de belastingbetaler uiteindelijk op een positief saldo moet kunnen rekenen. Deze extra stappen vallen buiten het depositogarantiestelsel. Het is vooralsnog onduidelijk of zowel de Amerikaanse en Nederlandse belastingbetaler met een positief saldo zal blijven zitten uit de geboden staatssteun en directe bankparticipaties van de bankencrisis uit 2008.
Meerdere Caribische eilanden hebben garantiestelsels
Er zijn verschillende eilanden in onze omgeving die functionerende depositogarantiestelsels hebben, en ook lid zijn van het International Association of Deposit Insurers. In alle gevallen zijn het ook alleen de banken die eraan bijdragen, niet de Centrale Bank of de overheid. Enkele eilanden hebben hoge dekkingen: Bahama’s (50.000 dollar), Barbados (25.000 dollar), Jamaica (4.500 dollar), Bermuda (25.000 dollar), Guadeloupe (100.000 euro), Martinique (100.000 euro), Dominicaanse Republiek (10.000 dollar), Saint Barth (100.000 euro), Frans Sint Maarten (100.000 euro) en Trinidad & Tobago (125.000 dollar). Ook voor Caribisch Nederland (Bonaire, Saba en Sint Eustatius) heeft de Nederlandsche Bank een specifiek garantiestelsel in 2017 ingesteld waar saldi tot 10.000,00 per financiële instelling zijn gedekt.
Op Curaçao en Sint Maarten hoeven wij het wiel niet opnieuw uit te vinden. Er zijn genoeg voorbeelden om uit te putten en een werkbaar model op te richten dat voor ons functioneert. De aanvang van een stelsel en fonds met een solide governance, duidelijke samenwerking met de CBCS, een onafhankelijk bestuur en een meerjarenplan om haar uiteindelijk streefsaldo te bereiken, in samenspraak met de banken onder CBCS-toezicht moet op korte termijn haalbaar zijn.
Thomas Domhoff, geboren en opgegroeid op Curacao, is al 25 jaar werkzaam in het bankwezen op verschillende fronten, zowel bij de grote drie Nederlandse banken, als in Ierland en in Brazilië.