Door prof. dr. F.B.M. Kunneman
Vier jaar geleden (juli 2013) besloot het Hof Huub Willems te benoemen als onderzoeker om het beleid en de gang van zaken bij de overheidsentiteiten IUH (Aqualectra), Curoil en RdK onder de loep te nemen. Het toen ingezette proces verloopt in drie stappen. Het onderzoek door Willems is stap één. Hij concludeerde dat bij de genoemde overheidsentiteiten sprake is geweest van wanbeleid. Het zetten van die eerste stap heeft drie jaar geduurd. Dat is veel te lang, maar beter laat dan nooit. Vervolgens heeft het Hof afgelopen dinsdag 13 juni 2017 vastgesteld (‘voor recht verklaard’) dat er inderdaad sprake is geweest van wanbeleid. Dat is stap twee. De derde stap is het aansprakelijk stellen van de personen die voor dat wanbeleid verantwoordelijk zijn. Gaat die derde stap nu worden gezet?
Het Hof houdt (slechts) de organen van deze entiteiten verantwoordelijk voor het wanbeleid. Dat zijn de algemene vergadering van aandeelhouders (in dit geval vertegenwoordigd door de toenmalige minister-president), de Raad van Commissarissen en het bestuur. Het is opmerkelijk dat het Hof welbewust geen individuele personen noemt of verantwoordelijk houdt. Alle ‘belanghebbenden’ worden in de uitspraak met een nummer aangeduid. Het kost overigens niet veel moeite om te achterhalen wie achter welk nummer schuilgaat. Betekent dit dat op grond van deze uitspraak deze individuen niet aansprakelijk kunnen worden gesteld? Zeker niet.
Simpel gezegd oordeelt het Hof dat de enquêteprocedure zich beter leent voor een beoordeling van het beleid van organen van de vennootschap dan van individuen. Als bij die organen sprake is geweest van wanbeleid ligt het vervolgens op de weg van degenen die schade hebben geleden (de vennootschappen zelf dus) om de individuele schadeveroorzakers aansprakelijk te stellen. Het mooie is dat de uitspraak van het Hof heel precies gemotiveerd is. Nauwgezet wordt toegelicht dat en hoe alle organen van zowel Aqualectra als RdK er, in normaal Nederlands, een rotzooi van hebben gemaakt. Dat maakt het vrij gemakkelijk om desgewenst in een aparte procedure de personen die deel uitmaakten van die organen daarvoor persoonlijk aansprakelijk te stellen.
De uitspraak van het Hof is te beschouwen als een voorzet die de bal vlak voor het doel legt. De bal hoeft er alleen nog maar worden ingeschoten. Hoe? Daar zit wel een probleem. Immers, in beginsel moeten de directies van deze overheidsentiteiten bepalen of de vennootschap stappen onderneemt om haar schade te verhalen. Maar wellicht zijn die directies zelf direct of indirect bij het wanbeleid betrokken geweest. In een dergelijk geval van conflict of interest zou de Raad van Commissarissen het initiatief kunnen en moeten nemen. Als de Raad van Commissarissen zich op grond van de uitkomsten van het onderzoek ook niet geheel vrij voelt (immers, alle organen van de vennootschappen hadden boter op het hoofd), ligt het op de weg van de aandeelhouder van Aqualectra en RdK (vertegenwoordigd door de huidige regering) om een aanbeveling te doen aan de directies van deze bedrijven. Deze dienen na te (laten) gaan in hoeverre de betrokken (ex-)bestuurders en (ex-)commissarissen op basis van de Hofuitspraak van 13 juni aansprakelijk kunnen worden gesteld.
Het gaat er daarbij niet om dat mensen aan het kruis worden genageld. Maar wie welbewust een overheidsbedrijf te gronde richt, moet daarvoor ter verantwoording worden geroepen. Vanuit het oogpunt van bedrijfsmatige hygiëne en volwassen governance is het simpelweg noodzakelijk dat alle betrokkenen bij overheidsentiteiten zich ten volle realiseren dat ze het belang van de onderneming niet ondergeschikt mogen maken aan politieke en/of persoonlijke belangen en dat ze, als ze dat wél doen, daarvoor rekenschap moeten afleggen. Het nalaten van stap drie zou het maar al te vaak bestaande gevoel bevestigen dat men er hier ‘toch wel mee wegkomt’. Wie is dan het kind van de rekening? Precies: Curaçao. Wij allemaal. Zetten dus, die derde stap!
Prof. dr. F.B.M. Kunneman is senior partner bij advocatenkantoor VanEps Kunneman VanDoorne en hoorleraar Corporate Governance aan de UoC. Hij leidt het team dat adviseert over corporate governance. Hij schrijft en doceert al decennia over dit onderwerp.