Door prof. dr. Frank Kunneman
Niemand is onsterfelijk. Dat is de titel van een roman van Simone de Beauvoir. Ik las die roman toen ik veertien jaar oud was. Dat was aan het eind van de jaren zestig. Een jongere generatie greep wereldwijd de macht. Zij dweepten met het existentialisme, de filosofie zoals verwoord door onder anderen Jean Paul Sartre. Je wordt niet vrolijk van de hierboven genoemde roman, maar ik herinner me het verhaal tot op de dag van vandaag. Het gaat eigenlijk over de pure wanhoop van het bestaan als je nooit sterft. Niemand wil sterven, maar uiteindelijk is het een kwelling als je nooit sterft.
Dat is het gekke met bedrijven. Bedrijven zijn geen menselijke (natuurlijke) personen, maar rechtspersonen. Ze kunnen sterven, maar dat hoeft niet. Bedrijven kunnen failliet gaan of worden opgeslokt door een groter bedrijf. Maar bedrijven kunnen ook heel lang voortleven, veel langer dan mensen. Ze kunnen heel goed wel honderd jaar oud worden, zoals MCB, of zelfs nog veel ouder. Een bedrijf zou zo maar vierhonderd jaar oud kunnen worden. Sterker nog, het is de bedoeling dat een bedrijf onsterfelijk is. Toch zijn er in de hele wereld niet veel bedrijven die ouder zijn dan honderd jaar. Hoe komt dat? Volgens mij omdat bestuurders en toezichthouders altijd geneigd zijn zichzelf en hun eigen levenscyclus te vereenzelvigen met het bedrijf.
Het merkwaardige is dat de analogie met een mens veel verder gaat. We spreken van een ‘jong bedrijf’ als het gaat om een bedrijf dat net begint. Een bedrijf kan groeien. Een bedrijf kan groot worden. Sterker nog, de levenscyclus van de meeste bedrijven lijkt erg veel op de levenscyclus die wij als mensen doormaken. Als een bedrijf gezond is, dan groeit het van klein tot groot en sterk. Is het bedrijf niet gezond, dan blijft het klein en gaat het snel failliet. Je moet een bedrijf goed onderhouden. Je moet het voeden. Het bedrijf moet contact hebben met zijn omgeving en zich niet isoleren. Je moet ervoor zorgen dat het bedrijf meegaat met de ontwikkelingen in de samenleving. Als het bedrijf achterblijft bij deze ontwikkelingen gaat het achteruit. Het krimpt.
De belangrijkste verantwoordelijkheid van de directie en de Raad van Commissarissen is zorgen voor de continuïteit van de onderneming. Dat betekent dat ze ervoor moeten zorgen dat het bedrijf voortleeft. Dat kan alleen als steeds nieuwe generaties het bedrijf bevolken en daaraan de leiding geven. Dat is pijnlijk voor de bestaande generatie. Die wordt dan niet alleen persoonlijk lichamelijk en geestelijk geconfronteerd met onvermijdelijke aftakeling en uiteindelijk heengaan, maar ook in het werk. De meeste mensen hebben dan de natuurlijke neiging om dat uit te stellen. In feite accepteren ze niet dat ze tijdig plaats moeten maken en blijven ze zitten waar ze zitten. Dat is niet in het belang van het bedrijf en dus handel je als bestuurder of toezichthouder op dat moment verkeerd. Immers, continuïteit van het bedrijf is je eerste en belangrijkste verantwoordelijkheid. Het bedrijf moet doorgaan, ook als jij er niet meer bent. Je moet zorg dragen voor een permanent proces van verjonging. Dan wordt het bedrijf ouder dan honderd. Het wordt onsterfelijk.
Prof. dr. F.B.M. Kunneman is senior partner bij advocatenkantoor VanEps Kunneman VanDoorne en hoogleraar Corporate Governance aan de UoC. Hij leidt het team dat adviseert over corporate governance. Hij schrijft en doceert al decennia over dit onderwerp.