Door Roy Evers
Wij zitten met zijn drieën in de huiskamer. Pa leest al een uur aandachtig de krant en zal straks klagen dat er niets bijzonders in staat. Ma kijkt televisie, dat wil zeggen, zij zit meer te dutten dan dat zij kijkt. Maar op een wonderlijke manier weet zij altijd precies waar het programma over gaat. Ik zit in een boek te lezen, een sprookjesboek. Wij hebben al gegeten en hebben elkaar niets meer te vertellen. Het weinige dat wij elkaar iedere avond te vertellen hebben, hebben wij al aan tafel gedaan. Ik, hoe het op school is gegaan, waarvan de helft verzonnen om het interessant te houden. Ma, de roddels van de dag, terwijl niemand luistert. Pa, helemaal niets, behalve dan de gebruikelijke commando’s: zout, peper, zuurgoed. O wee als er geen zuurgoed is.
Plotseling springt de geest uit de fles uit het boek en klautert op tafel. Ik laat van de schrik het boek vallen, de anderen hebben er niets van gemerkt.
,,Het ruikt hier naar brandlucht”, zegt mijn moeder plotseling. ,,Goedenavond iedereen”, zegt de geest uit de fles. ,,Ik ben de geest uit de fles, ben ik aan het juiste adres?”
,,Nee, donder op”, antwoordt mijn vader bars. ,,Er lopen genoeg geesten uit de fles rond op dit eiland, wij hebben er niet meer nodig. Ga terug naar waar je vandaan komt.” Ma kan van de schrik niet praten.
,,Ho, ho, ho”, zegt de geest, ,,loop niet zo hard van stapel. Luister liever naar wat ik te bieden heb, ik bied u een...” ,,Ik luister niet, ga weg”, onderbreekt Pa hem.
,,Ik bied u een wens. Wat dacht u van een groot huis in Jan Sofat, met tien kamers en een groot zwembad.”
Ma kijkt Pa aan. ,,O jee”, zegt ze, ,,een groot huis in Jan Sofat. Dat is zo ver weg. Wij zitten dan elke ochtend in de file. Onze jongen kan nu naar school lopen, maar dan moeten wij hem brengen. Brengen is zo erg nog niet, maar dat ophalen na school, met die onregelmatige schooltijden. Hoe moet ik dan voor Mosa zorgen, nu komt ze zelf ’s middags haar eten halen. Volgens mij rijden er geen bussen in Jan Sofat. Hoe moet Sheila dan bij ons komen om te werken?
Tien kamers? Waar haal ik de meubels vandaan? Dat kost kapitalen. En wie gaat dat allemaal schoonhouden? Sheila gaat dat niet doen, nu gooit zij er al met de pet naar. En een groot zwembad. Mijn man hier kan niet zwemmen.” ,,Ik kan wel zwemmen, ik heb alleen geen zwemdiploma.” ,,Laatst was je bijna verdronken bij Caracasbaai.” ,,Ik kreeg krampen aan mijn been.”
De geest luistert met ongeloof. Hij denkt even na. ,,Wat dacht u van een miljoen gulden contant in briefjes van honderd?”
,,Mijn God, nee”, reageert mijn moeder geschrokken. ,,Mijn man werkt bij de bank. Ze zullen zeggen dat hij het geld gestolen heeft. Ook al missen ze geen dubbeltje, ze vinden wel een verliespost om de beschuldiging te rechtvaardigen. Wat moeten wij dan antwoorden? ‘Kan de beklaagde aantonen waar het geld vandaan komt?’ ‘Jawel, edelachtbare, van de geest uit de fles.’ En dan nog, met zo veel geld in huis ben je niet veilig. Voor veel minder word je beroofd.”
De geest staat perplex, zoiets heeft hij in zijn geestenleven nog nooit meegemaakt. Hij loopt nerveus op en neer op tafel en denkt diep na. Plotseling blijft hij staan, hij heeft iets.
,,Wat dacht u van een Rolls Royce?” zegt hij met een geheimzinnig glimlachje op zijn gezicht. Mijn vader krijgt nu wel belangstelling. Hij trekt een bezorgd gezicht. Dat doet hij altijd als hij peinst.
,,Kan het ook een BMW of een Mercedes zijn?” vraagt hij voorzichtig. ,,Nee”, antwoordt de geest resoluut, ,,een Rolls Royce zal het zijn.”
Mijn moeder is al die tijd stil gebleven. ,,Ik krijg trek van al dit gedoe”, zucht ze. ,,Ik zou best een stukje pizza lusten.” En vlap, daar ligt een grote pizza midden op tafel. ,,Stom rund”, sist mijn vader.