In het hoofdredactioneel commentaar ‘Gebrek aan (zelf)vertrouwen’ eerder deze week in het Antilliaans Dagblad werd gewezen op het feit dat de economie van Curaçao meer dan tien jaar geen enkel teken van groei heeft vertoond. Een transitie naar een groene of blauwe economie zou soelaas kunnen bieden, aldus de redactie van deze krant.
De kleuren staan voor alternatieve energie en duurzaamheid. Iets wat de stichting Greentown Curaçao al jaren bepleit. Echter, tot de dag van vandaag heeft geen enkele regering geld beschikbaar gesteld om de mogelijkheden van zo’n duurzaam alternatief te exploreren. Met andere woorden: tot nu toe is er van de kant van de overheid nooit geld beschikbaar gesteld voor een ‘feasibility study’ van Greentown om daadwerkelijk na te gaan of zo’n plan kans van slagen heeft.
Dit terwijl er wel miljoenen beschikbaar zijn gesteld om de ‘oude’ (fossiele industrie) en ‘witte’ (financiële dienstverlening) economie proberen te herstellen. In sommige gevallen zelfs met vervelende gevolgen. Vers in onze gedachte is het GZE-debacle (Guangdong Zhenrong Energy) dat de samenleving zo’n 8,6 miljoen heeft gekost. Spijtig, maar als er weinig middelen beschikbaar zijn vanwege een stilstaande economie moeten er - of wij het willen of niet - van de kant van de overheid prioriteiten worden gesteld. Dat men dan kiest voor behoud van het oude, is op zich niet raar. Niemand wil foute beslissingen nemen en dan kiest men eerder voor wat bekend is dan voor iets nieuws.
En juist daarom was mijn blijdschap groot toen ik deze week te horen kreeg uit een verslag van de premier over zijn bezoek aan Brussel dat het ontwikkelingsfonds van Europese Unie (EOF) speciaal voor Curaçao een bedrag van 12,5 miljoen gulden beschikbaar heeft gesteld voor met name duurzame projecten. Geld pòr nada, voor niets! Eindelijk een mooie kans om de mogelijkheden van een Greentown goed onder de loep te nemen door middel van een degelijke studie.
Orlando Meulens, Nederland