16 januari 2018: 20 jaar medegeldigheid van het Internationaal Verdrag Rechten van het Kind (IVRK) voor de toenmalige Nederlandse Antillen. De overheid van Curaçao is verdragsrechtelijk gezien de onbetwiste hoofddrager van de pedagogische missie van onze samenleving om haar minderjarige burgers (0-18 jaar) dan wel onze jeugd en jongeren een veilige binding met opvoeders te garanderen. Opvoeder moet hier in brede zin opgevat worden. Het zijn allesbehalve alleen maar de ouders of verzorgers van kinderen. Het is de gehele gemeenschap rondom het kind. Met betrekking tot de verantwoordelijkheid van onze staatsorganen (overheid, parlement en rechter: de trias politica) om aan deze pedagogische opdracht - verankerd in het IVRK - invulling te geven door middel van onder andere een proactief/preventief samenhangend interministerieel kinderbeschermings- en jeugdbeleid, kan na 20 jaar pijnlijk gesteld worden dat onze staatsorganen op beschamende wijze gefaald hebben. Systematisch heeft de overheid in ons land zeer handig kunnen manoeuvreren met het primaat van het recht op ‘privacy’ in familiesfeer, wellicht gepaard gaande met een denkwijze uit het stenen (familie Flintstones) tijdperk dat kinderen eigendom van hun ouders zijn. Het is een en al kretologie over vooral kindermishandeling, terwijl het feitelijk om een goed gedocumenteerde aanklacht met betrekking tot de mis-behandeling door de overheid van het kinderrechtenvraagstuk hoort te gaan. We hebben nu een generatie van lokale jongeren rondlopen (ze zijn thans gemiddeld 30 jaar en wellicht al zelf vader en moeder) die op zijn zachtst gezegd voor de gek gehouden zijn dat zij toentertijd minderjarige burgers waren met mensenrechten. Nu het deviant gedrag van jongeren heeft geleid tot een opeenstapeling van ernstige maatschappelijke problemen, worden deze op een nog helaas inmiddels achterhaalde middeleeuwse manier aangepakt. Namelijk: opsporen, voor(ge)leiden aan de rechter, opsluiten in de gevangenis te Koraal Specht of het GOG en liefst voor een langere periode, nog net niet levenslang, maar wel met een bijna niet meer te bedwingen neiging om de sleutels ver weg ergens onvindbaar in de oceaan te dumpen. Onze notoire bestuurders hebben overigens voor deze beide gevangenissen tegenwoordig mooie sociaalpedagogisch klinkende benamingen bedacht om het werkelijke sociaalmaatschappelijke probleem te mystificeren. Hiermee demonstreren onze staatsorganen op schaamteloze wijze wederom hun bestuurlijke impotentie om uitvoering te geven aan het essentieel mandaat verankerd in het IVRK. Namelijk het recht dat onze kinderen hebben op een liefdevolle opvoeding, teneinde zich ongestoord te kunnen ontwikkelen tot gezonde en verantwoorde, zelfstandige, verdraagzame en vredelievende personen met een democratisch bewustzijn die respect weten op te brengen allereerst voor zichzelf en verder voor hun medeburgers en omringend milieu.
Voorlopig blijft het voor onze minderjarige medeburgers in het bijzonder en onze samenleving in het algemeen, in een situatie van aanhoudende ‘kommer en kwel’ nog steeds wachten op de operationalisering van enkele van de met regelmaat terugkerende keiharde aanbevelingen aan onze overheid van het internationaal comité voor de rechten van het kind in Genève (het hoogste gezaghebbend orgaan van de Verenigde Naties), dat toezicht houdt op de naleving van het IVRK door landen die dit verdrag geratificeerd hebben. Een van die aanbevelingen is het benoemen van een kinderombudsman en de instelling van een mensenrechteninstituut. Recentelijk heeft een nationale (ambtelijke) commissie kinderrechten, door onze huidige minister-president geïnstalleerd, weer een paar van de hierboven vermelde aanbevelingen herhaald. Overigens zonder financiële onderbouwing voor de uitvoering ervan, waardoor het bekende gejammer van ‘huilen met de pet op’, op voorhand voorspelbaar is. Verder acht ik acuut de ontkoppeling noodzakelijk van het Centraal Meldpunt voor Kindermishandeling dat thans abusievelijk als afdeling van de Voogdijraad/het Bureau voor het Welzijn van het Kind (dis-)functioneert. Er zal ook nagegaan moeten worden waar/in welke ambtelijke bureauladen de kant en klare conceptwet op de jeugdzorg en het jongerenbeleid van de toenmalige Directie Jeugd en Jongeren te vinden is. Hier zou opnieuw naar gekeken moeten worden en mogelijk aangepast aan de Staten moeten worden.
Keith Carlo (Pleitbezorger Kinderrechten)
Curaçao