Van een onzer verslaggevers
Willemstad/Den Haag - De procureur-generaal (PG) bij de Hoge Raad der Nederlanden in Den Haag heeft gisteren in de zaak van Trigonon Group nv en Cyberluck Curaçao nv tegen Stichting Belangenbehartiging Gedupeerden Online Kansspelen (SBGOK) gesteld dat ‘het cassatieberoep faalt’. Het bestreden vonnis kan in stand blijven.
,,In deze overzeese zaak stellen twee deelnemers aan kansspelen van online casino’s dat zij hun gewonnen prijzengeld niet uitbetaald hebben gekregen”, begint de PG bij de Hoge Raad een inleidend schrijven van zijn conclusie.
,,De desbetreffende online casino’s opereren onder een zogenoemde ‘sublicentie’ van een in Curaçao gevestigde vergunninghouder (‘masterlicentiehouder’). De deelnemers, die wonen in Turkije en Canada, hebben hun vorderingen overgedragen aan een in Curaçao gevestigde stichting die de belangen behartigt van gedupeerden van online kansspelen (SBGOK).”
SBGOK heeft namens de deelnemers het prijzengeld gevorderd van de vergunninghouder (Cyberluck), twee Curaçaose vennootschappen die onder ‘sublicentie’ van Cyberluck de desbetreffende online casino’s hebben geëxploiteerd (Trigonon en Game Tech Group nv) en de indirect bestuurder van de beide laatstgenoemde vennootschappen.
In de loop van de procedure is een regeling getroffen met Game Tech en is de vordering tegen die vennootschap ingetrokken. Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao heeft de resterende vordering ten aanzien van Trigonon toegewezen, maar ten aanzien van de indirect bestuurder van Trigonon en ten aanzien van ‘masterlicentiehouder’ Cyberluck afgewezen.
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba heeft in hoger beroep ten dele anders beslist. Het Hof heeft namelijk niet alleen Trigonon, maar ook Cyberluck aansprakelijk gehouden voor de uitbetaling van het prijzengeld. Evenals het gerecht heeft het Hof de vordering tegen de indirect bestuurder afgewezen.
Trigonon en Cyberluck hebben cassatieberoep ingesteld tegen het vonnis van het Hof en SBGOK is van dat vonnis in incidenteel cassatieberoep gekomen. Het principale cassatieberoep bestrijdt in het bijzonder de aansprakelijkheid van Cyberluck als vergunninghouder. Het incidentele cassatieberoep heeft betrekking op door SBGOK gevorderde vergoeding van koerswijzigingsschade.
Het gaat in deze zaak vooral om aansprakelijkheid van de vergunninghouder (‘masterlicentiehouder’) voor de uitbetaling van het prijzengeld aan spelers van online casino’s die opereren onder ‘sublicentie’ van de vergunninghouder. Met andere woorden of sprake is van zorgplichtschending en het profiteren van wanprestatie door vergunninghouder; alsmede aansprakelijkheid voor hulppersonen; en vergoeding van koerswijzigingsschade.
De kwestie gaat terug tot 2018, waarna SBGOK - de op Curaçao ingeschreven en in maart 2019 opgerichte stichting met één in Nederland woonachtig bestuurslid - in juni 2019 de partijen in rechte betrok met vorderingen tot betaling. Het gerecht heeft in november 2021 eindvonnis gewezen.
Het gerecht heeft geoordeeld dat Trigonon een bedrag verschuldigd was aan SBGOK. De grondslag daarvoor is volgens het gerecht niet gelegen in onrechtmatig handelen van Trigonon maar ‘gewoon’ in de nakoming van een tussen de speler en het casino gesloten overeenkomst. De vordering jegens een indirect bestuurder op grond van bestuurdersaansprakelijkheid heeft het gerecht afgewezen. Dat geldt ook voor de vordering jegens Cyberluck.
SBGOK is in december 2021 bij het Hof in hoger beroep gekomen. Bij vonnis van maart 2023 heeft het Hof geoordeeld en beslist dat het principale beroep van SBGOK slaagt, in zoverre dat het Hof Trigonon én Cyberluck heeft veroordeeld tot betaling aan SBGOK.
Het Hof vindt in deze zaak de ‘belangrijkste vraag’ of Cyberluck (de vergunninghouder) kan worden aangesproken voor de uitbetaling van prijzengeld als de online casino’s (zoals in dit geval het door Trigonon, onder een ‘sublicentie’ van Cyberluck, geëxploiteerde onlinecasino Bahsine) daartoe niet overgaan.
Het Hof heeft eerst het toepasselijke wettelijke kader in kaart gebracht en heeft daarbij overwogen dat het ook het kader relevant acht waarin deze wetgeving tot stand is gekomen. Het Hof heeft daarbij ook geciteerd uit het advies van de Raad van Advies (RvA) van de toenmalige Nederlandse Antillen over de Landsverordening buitengaatse hazardspelen.
Na uitvoerige bespreking komt de PG van de Hoge Raad in Den Haag tot de slotsom het principale beroep niet tot cassatie kan leiden en dat het incidentele cassatieberoep faalt. Het bestreden vonnis ‘kan dus in stand blijven’.