‘Taalonderzoek UoC e.a. mist de context’
Van een onzer verslaggevers
Willemstad - De stichting Fundashon Like trekt de conclusies uit een onlangs uitgevoerd en gepubliceerd taalonderzoek door de Radboud Universiteit (Nijmegen) en de University of Curaçao (UoC), dat gefinancierd is door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO), in twijfel.
In dat onderzoek, geleid door de taaldeskundige professor Ronny Severing, is onder andere nagegaan of er een verschil is in leesvaardigheid bij leerlingen die beginnen met het lezen en schrijven in het Papiaments en leerlingen die dat doen in het Nederlands. Een van de conclusies is dat de beginnende geletterdheid in het Papiaments een belangrijke basis vormt voor de ontwikkeling van geletterdheid in het Nederlands. ,,Anders gezegd, de moedertaal is de ideale basis voor het Papiaments én het Nederlands. Dat betekent dat kleuters in Caribisch Nederland een goede uitgangssituatie hebben om in groep 3 in het Papiaments te beginnen met leren lezen”, zo is aangevoerd.
Nu stellen de leden van Lenga i Konosementu den Enseñansa (Like), in de personen van Juana Kibbelaar (bestuurslid van Like) en Amos van Gelderen, dat de vraagstelling in bovengenoemd onderzoek niet uitgaat van de feitelijke taalcontext. ,,Het onderzoek vergelijkt twee talen met elkaar die wel gelijkwaardig zijn, maar helaas volstrekt niet dezelfde onderwijsmogelijkheden hebben. Het is de vraag of in deze context vergelijkend onderzoek überhaupt op zijn plek is”, aldus Like.
Like beargumenteert dat kinderen al snel het Nederlands goed moeten leren omdat er dan betere toegang is tot geschreven kennis, wat ontbreekt in het Papiaments.
Like plaatst kanttekeningen bij zowel het uitgevoerde onderzoek als bij de gepresenteerde conclusies. Over het UoC e.a.-onderzoek legt Like uit: ,,Het onderzoek naar leesontwikkeling is uitgevoerd op diverse scholen op Aruba, Bonaire en Curaçao. Daarbij zijn twee groepen leerlingen met elkaar vergeleken. De ene groep leerlingen leert eerst lezen in het Papiaments en daarna in het Nederlands. De andere groep leert eerst lezen in het Nederlands en daarna in het Papiaments. Vergeleken is hoe deze twee groepen leerlingen in beide talen scoren op technisch lezen, woordenschat en leesbegrip. Het gaat vooral om de volgorde van aanleren. Is het beter eerst te leren lezen in het Papiaments of eerst in het Nederlands? De onderzoekers stellen dat de leerlingen aan het eind van groep 5 (voormalig 3e klas), op ongeveer 9-jarige leeftijd, in staat moeten zijn om basisteksten vlot te lezen en zodoende de stap naar gevorderd begrijpend lezen te kunnen zetten.” En dan komt de kritiek: ,,Wat de onderzoekers niet vermelden is dat het uitmaakt in welke taal deze doelstelling bereikt wordt. Papiamentstalige leerlingen zullen op 9-jarige leeftijd vooral leesvaardig moeten zijn in het Nederlands, want het Papiaments is te kleinschalig om voldoende leesbronnen te bieden. Leesvaardigheid in Papiaments en Nederlands levert dus niet hetzelfde op. Concreet betekent dit dat een goede leesvaardigheid in het Papiaments de leerlingen niet dichter brengt bij ‘alles kunnen lezen wat er maar te lezen valt’. Sterker nog: de mogelijkheden in het Papiaments zijn veel te beperkt om überhaupt een vaardige lezer te worden. Echter een goede leesvaardigheid in het Nederlands (of een andere grote taal) opent wel de wereld. Het biedt leerlingen de kans zichzelf via lezen te informeren en kennis te vergaren; op elk denkbaar onderwerp.”
De critici vervolgen: ,,Decennialang is beleidsmatig ingezet op Papiamentstalig kleuteronderwijs vanuit de stellingname dat kleuters het meest gebaat zijn bij moedertaalonderwijs. Wie veelvuldig in de praktijk rondloopt, hoort dat er in de klassen doorgaans bitter weinig Nederlands wordt gesproken met de kinderen. Zelfs niet als Nederlands op het lesrooster staat en ook niet als de school op papier tweetalig is. Ook scholen die leren lezen in het Nederlands hebben veelal kleuteronderwijs dat merendeels Papiamentstalig is. Op veel scholen krijgen jonge leerlingen dus nauwelijks de kans om het Nederlands te leren. Ze worden er vervolgens wel op afgerekend en het is dan ook geen wonder dat hele generaties een bloedhekel aan het Nederlands hebben gekregen. Met deze aanpak kan men niet verbaasd zijn als hun Nederlandse vaardigheden sterk achterlopen bij hun Papiamentstalige vaardigheden. En ook niet als hun schoolresultaten sterk achterblijven bij die van leeftijdgenoten op selecte scholen waar wel vanaf de kleuterschool de kans geboden wordt het Nederlandse lees- en lesmateriaal te leren begrijpen.”
De eindconclusie van de UoC e.a.-onderzoekers is dat het leren lezen in een creoolse taal ‘met succes’ kan worden geïmplementeerd. Like: ,,Dat is vreemd. Want deze aanbeveling is niet goed te rijmen met de onderzoekscijfers die ze presenteren. Hun onderzoekscijfers geven namelijk aan dat leren lezen in het Papiaments qua leestechniek zwakke lezers oplevert. De onderzoekers geven als verklaring dat er onvoldoende leesmateriaal is. En dat is nou juist de specifieke taalcontext waar het hier om draait. Uit de cijfers blijkt ook dat voor beide groepen leerlingen geldt dat de leestechniek in het Nederlands beter is dan in het Papiaments. Dit onafhankelijk van de volgorde van de taal waarin ze eerst hebben leren lezen. De suggestie dat lezen in Papiaments eerst moet komen is dus merkwaardig. Tot slot laten de cijfers zien dat in beide groepen de kinderen in het Papiaments beter begrijpen wat ze lezen; ook de kinderen die eerst in het Nederlands hebben leren lezen.
Dat is zeker niet verrassend. Immers wie in het kleuteronderwijs nauwelijks Nederlands heeft gehoord en gesproken kan wel de leestechniek aanleren, maar zal er weinig van begrijpen.”
En, zo wordt verder aangevoerd: ,,Het perspectief in het UoC e.a.-onderzoek is eenzijdig, de cruciale vraagstelling ontbreekt en de lespraktijk wordt buiten beschouwing gelaten. Helaas geeft ook dit onderzoek geen handvatten voor de belangrijkste onderwijsvraag: hoe moet het onderwijs eruitzien om alle Papiamentstaligen dezelfde toegang tot informatie en kennis te verschaffen als hun leeftijdgenootjes elders in het Koninkrijk, wetende dat deze bronnen er in hun moedertaal niet zijn? Duidelijk is dat een leesroute die voornamelijk loopt via een taal met een zeer beperkt aanbod van schriftelijke bronnen deze mogelijkheid niet biedt.”
Kibbelaar en Van Gelderen komen dan ook tot de volgende slotsom: ,,De afgelopen 70 jaar is stelselmatig onderzoek gedaan, advies gegeven en beleid ingezet vanuit de veronderstelling dat onderwijs in kleinschalige en grote talen dezelfde onderwijsresultaten oplevert. Ons eerste deel toont aan dat deze veronderstelling fundamenteel onjuist is. Kleinschaligheid heeft een enorme impact op de mogelijkheden om de leesontwikkeling te stimuleren. Het wegwuiven van deze realiteit heeft als gevolg dat jonge leerlingen vanaf het begin op achterstand worden gezet en tegelijkertijd ook de kleinschalige taal zelf, als taal en cultuuruiting, weinig ontwikkelingsmogelijkheden geboden wordt. De huidige waardering voor het Papiaments is uitstekend. Want onmiskenbaar is deze taal een belangrijk onderdeel van de identiteit van de eilanden en de bevolking. Met de introductie van Papiaments in het onderwijs is een goedbedoelde stap gezet om Papiamentstalige jongeren betere kansen te geven. Maar daarmee is de kous niet af. Erkenning van een taal en onderwijsmogelijkheden zijn verschillende zaken. Men kan pas op Koninkrijksniveau een gelijke onderwijskwaliteit realiseren als men de voorwaarden creëert voor alle leerlingen om een vergelijkbare taal- en leesontwikkeling door te maken. Het is voor alle drie de ABC-eilanden hoog tijd dat in zowel onderzoeksprojecten als onderwijsbeleid de gehele onderwijscontext wordt meegenomen. Want zonder een diepgaande probleemanalyse zullen oplossingen, (wetenschappelijke) onderzoeken, beleidsadviezen, nulmetingen, te ontwikkelen leerlingvolgsystemen en pilotprojecten op het oog veelbelovend lijken, maar na jaren toch een wassen neus blijken. Er zijn gegronde redenen om Papiamentstalige leerlingen reeds op jonge leeftijd goed Nederlands te leren. Het benodigde niveau bereik je niet door hier en daar het Nederlands wat extra aandacht te geven. En we komen er ook niet door, net als vroeger, het Papiaments te verbannen. Op dit moment worden generaties Papiamentstalige jongeren gedupeerd in hun ontwikkelingsmogelijkheden. Het doorbreken van deze achterstelling van Papiamentstaligen is een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de landen in het Koninkrijk. En de situatie is nijpend.”
Amos van Gelderen is lector Taalverwerving en Taalontwikkeling bij Hogeschool Rotterdam en senior onderzoeker bij het Kohnstamm Instituut van de Universiteit van Amsterdam. Met zijn jarenlange ervaring heeft hij meegewerkt aan talloze publicaties over taalverwerving en leesontwikkeling. Juana Kibbelaar is onderwijsadviseur/trainer. Met haar jarenlange ervaring in zowel het Caribische als het Europese deel van het Koninkrijk legt zij zich toe op het opsporen en belichten van de ongelijke onderwijskansen tussen de landen van het Koninkrijk. In het bestuur van Like is Robbin Martina de voorzitter, Helvig Vigdis-van de Laarschot secretaris, John Cijntje penningmeester en Kibbelaar en Brede Kristensen zijn bestuursleden.