SER: Aantal ‘werkende armen’ moet afnemen
Van een onzer verslaggevers
Willemstad - Het minimumloon kan voor 2022 niet verhoogd worden. Daarover zijn de ministeries van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn (SOAW), Financiën en Economische Ontwikkeling (MEO) het met elkaar eens. Ook de Sociaal-Economische Raad (SER) gaf advies.
Waarnemend sectordirecteur Arbeid bij het ministerie van SOAW adviseert ‘zijn’ minister Ruthmilda Larmonie-Cecilia (PNP): ,,Naar mijn mening is het zaak om eerst even de kat uit de boom te kijken en dat de economie eerst even groeit en om per 1 januari 2023 het minimumloon met terugwerkende kracht te verhogen. Een verhoging van het minimumloon in een nog wat instabiele economie is naar mijn mening thans niet opportuun.”
De sectordirecteur Financieel Beleid en Begrotingsbeheer stelt vast dat ondernemingen als gevolg van de coronapandemie niet zitten te wachten op hogere loonkosten voor hun bedrijfsvoering. Geconcludeerd wordt: ,,Het verhogen van het minimumloon kan mogelijk net de druppel zijn die de emmer doet overlopen. De overheidsbegroting loopt dan van twee kanten een risico: enerzijds verminderde belasting- en premieafdrachten en anderzijds een toename van onderstandsuitkeringen.”
De macroeconomische impactanalyse van MEO vat samen: ,,Een indexering van het minimumloon voor het jaar 2022 zal naar verwachting een negatief macroeconomisch effect hebben. De hogere loonvoet zal kunnen doorwerken in de consumptieprijzen, hetgeen kan resulteren in een afname van binnenlandse economische activiteiten. Het betekent mogelijkerwijs een handhaving van de koopkracht voor een kleine groep werkenden, maar heeft naar verwachting een negatief effect op een veel grotere groep in de samenleving.”
De SER onderschrijft de adviezen maar zet het vraagstuk in een nog bredere context waarbij een directe koppeling wordt gemaakt met het armoedevraagstuk. Betoogd wordt dat het van het allergrootste belang is dat het aantal minimumloners, die de SER ook wel ‘werkende armen’ noemt, teruggedrongen wordt. Bovendien moeten zij met een fatsoenlijk inkomen kunnen rondkomen. De SER stelt er direct bij dat over dit vraagstuk van armoede en het minimumloon, alleen door middel van uitgebreid onderzoek goed geadviseerd kan worden.
Het ministerie van Financiën legt nog uit om wat voor bedragen het gaat. ,,Het brutominimimloon bedraagt op curaçao 9,62 gulden per uur sinds 2020. Dit betekent dat werknemers van 21 jaar en ouder op uurbasis minimaal dit bedrag moeten moeten ontvangen aan brutoloon. Een voorstel om het minimumloon te indexeren met 3,9 procent komt neer op een verhoging van het minimumloon naar 10 gulden.” Uitgelegd wordt dat een eventuele indexering geen directe financiële consequenties heeft voor de overheid, aangezien overheidsdienaren meer verdienen dan het minimumloon. Maar het verhogen van het minimumloon kan twee tegengestelde effecten hebben op de economie. Aan de ene kant positief omdat verondersteld wordt dat lage inkomensgroepen hun looninkomsten volledig aanwenden voor consumptieve doeleinden, waardoor de economie wordt gestimuleerd. Aan de andere kant leidt een minimumloonstijging tot hogere loonkosten voor de particuliere werkgever waardoor het minder aantrekkelijk wordt om laagopgeleiden in dienst te nemen en mogelijk te blijven behouden. ,,Dit heeft dan een negatief effect op de economie en de werkgelegenheid. De vraag is dan welk effect dominanter is.
De almaar krimpende economie kan een indicatie zijn dat het negatieve effect van een minimumloonsverhoging groter is dan het positieve effect ervan”, aldus het ministerie.