Nederland twijfelt aan wil tot serieuze samenwerking in Coho
Van onze correspondent
Den Haag - De voorwaarde dat Curaçao, Aruba en Sint Maarten (CAS) in de Rijksministerraad (RMR) politieke steun zouden uitspreken voor de Nota van Wijziging (NvW) bij het voorstel van Rijkswet Coho was niet nieuw.
Dat schrijft een zeer ontstemde staatssecretaris Raymond Knops van Koninkrijksrelaties in zijn brief over de uitkomst van de RMR aan de Tweede Kamer. Hij stelt vraagtekens bij de wil tot samenwerking in het Coho die voor de komende zes jaar was afgesproken.
Politieke steun voor het begin december bereikte ambtelijk akkoord over de wet was noodzakelijk om verder te kunnen spreken over liquiditeitssteun en afwijking van de begrotingsnorm. Afgelopen vrijdag reageerden de CAS-landen boos op deze volgens hen nieuwe voorwaarde waarover ze pas een week eerder waren geïnformeerd. Het besluit over nieuwe liquiditeitssteun, het mogen afwijken van de begrotingsnorm (een sluitende gewone dienst) en voor Aruba het kunnen afbouwen van de salariskorting van 12,5 procent (op Aruba wordt 12,6 procent gehanteerd) werd daarom aangehouden tot 21 januari.
Knops heeft een andere lezing dan de CAS-landen: ,,Dit is geen nieuwe voorwaarde: al sinds de start van deze samenwerking hecht de Nederlandse regering aan een constructieve en voortvarende aanpak met betrekking tot het wetstraject. Het is immers voor ons allen van belang dat de afspraken onder onze samenwerking vastliggen en recht wordt gedaan aan het democratisch proces.”
De demissionaire bewindsman is het een raadsel waarom de CAS-landen het akkoord niet willen bevestigen. Het is hem onduidelijk waar de landen ‘nu precies staan’ en daarom wil hij alle partijen de ruimte geven ‘om ons te bezinnen op de vraag of en hoe we de voorgenomen samenwerking voor zes jaar vruchtbaar kunnen aangaan’. Die termijn was afgesproken voor het Caribisch Orgaan voor Hervorming en Ontwikkeling (Coho).
De bewindsman constateert op basis van de publieke reacties van de premiers van Curaçao, Aruba en Sint Maarten dat er verwarring is ontstaan. Hij heeft inmiddels geprobeerd dit in een brief op te helderen. Knops geeft aan dat de wijziging die de Raad van State van het Koninkrijk voorstelde beperkt was en dat er na het ambtelijk akkoord alleen een bevestiging nodig was om het wetsvoorstel buiten de RMR om direct naar de parlementen te kunnen sturen.
,,In reactie op mijn bericht van 2 december hebben de drie ministers-presidenten aan mij bevestigd dat besluitvorming op korte termijn in de Raden van Ministers zou plaatsvinden”, vervolgt Knops. Dat is echter niet gebeurd, integendeel, na een herhaald verzoek bleek dat een bevestiging zou uitblijven. ,,Dit is lastig te begrijpen gelet op eerdere afspraken en het baart mij grote zorgen.”
De voorwaarden die Nederland vanaf het begin heeft gesteld waren volgens Knops gericht op het tot stand komen van de consensusrijkswet Coho. Een wettelijke basis is nodig en daarvoor moeten ‘de juiste stappen’ worden gezet en voortgang worden gemaakt. ,,Het feit dat de landen de volgende stap in het wetgevingsproces niet zetten, roept de vraag op in hoeverre er de oprechte wil en bereidheid is om serieus aan de slag te gaan met de consensusrijkswet en de noodzakelijke hervormingen.”
De irritatie van Knops gaat verder. Hij hekelt in zijn brief ook het ontbreken in de begrotingen voor 2022 van een meerjarig financieel overzicht van de baten en lasten bij de uitvoering van de Landspakketten. De CAS-landen gaven aan dat dit bij het aangepaste voorstel voor de Rijkswet Coho hoorde, dat eerst door de parlementen moest worden behandeld.
,,Maar is het onredelijk het parlement inzicht te bieden in de verwachte uitgaven en inkomsten, zodat het parlement in staat wordt gesteld zijn budgetrecht uit te oefenen? Dat is toch een basisprincipe van deugdelijk bestuur?” Het zou de positie van de parlementen juist versterken en er kan niet mee gewacht worden, vindt de staatssecretaris.
Hij stelt dat er geen enkele nieuwe voorwaarde is gesteld voor de RMR van 17 december. ,,De beslispunten betreffen voorwaarden die al zijn gesteld aan eerdere tranches liquiditeitssteun. Voorwaarden die nog steeds gelden, voorwaarden die nog steeds niet volledig zijn opgevolgd of die een uitwerking zijn van eerdere voorwaarden, zoals de controle op de loonsubsidies en normering topinkomens.”
Er is ook geen sprake van ‘een carte blanche voor Nederland’, zoals premier Silveria Jacobs van Sint Maarten beweert. Na de inwerkingtreding van de Rijkswet Coho is er geen ruimte meer voor nieuwe voorwaarden, omdat liquiditeitssteun dan gebonden is aan de uitvoeringsrapportages.
,,Dit kabinet (Rutte III, red.) heeft er alles aan proberen te doen om dit jaar op een andere, positieve manier te kunnen afsluiten”, schrijft de bewindsman tot slot. Hij treedt waarschijnlijk na het kerstreces af als het nieuwe Nederlandse kabinet (Rutte IV) aantreedt. Knops hoopt dat de CAS-regeringen de kerstperiode gebruiken om zich te bezinnen op de weg voorwaarts. ,,In het belang van de inwoners van Aruba, Curaçao en Sint Maarten hoop ik van harte dat wij er met elkaar in slagen om het afgesproken pad verder af te gaan.”