Kandidaat CBCS-president Doornbosch: Balans ondersteunen en schuldenlast
Van een onzer verslaggevers
Willemstad/Washington - Geen land kan alleen het hoofd bieden aan mondiale uitdagingen zoals de coronacrisis, stelt een bijdrage van onder meer Richard Doornbosch, nu nog werkzaam bij het IMF in Washington en beoogd kandidaat-president van de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS).
,,Vaststaat dat een effectieve crisisrespons, het saneren van schulden en een duurzaam herstel een internationale aanpak vergen”, schrijven hij en zijn collega-adviseur Jesper Hanson bij de Nederlands-Belgische kiesgroep van het Internationaal Monetair Fonds (IMF). ,,Naarmate de crisis vordert, zal schuldhoudbaarheid onder druk komen te staan. Nieuwe IMF-programma’s zullen een balans moeten vinden tussen het ondersteunen van het herstel en het voorkomen dat schulden als een molensteen hangen aan de nek van overheden, bedrijven en huishoudens. Waarschijnlijk zal schuldherstructurering onderdeel van de oplossing vormen.”
Dit zal ‘maatwerk vergen op landenniveau’, aldus hun bijdrage voor ESB (Economische Statistische Berichten). Hiermee laat Doornbosch als kandidaat voor het presidentschap van de Centrale Bank in Willemstad zien waar hij voor staat. Curaçao, Aruba en Sint Maarten werden tot nu toe door Nederland geholpen met liquiditeitssteun. Echter, niet in de vorm van schenkingen, maar als renteloze leningen (dus meer schuldopbouw). Tegen dit laatste verzetten de Caribische leden van het College financieel toezicht (Cft) zich heftig. Doornbosch lijkt evenmin voorstander van een almaar hogere schuldenlast.
,,Veel van de landen die door Nederland en België vertegenwoordigd worden binnen het IMF worden zwaar getroffen door de crisis. Door het stilvallen van de inkomsten uit het toerisme wordt voor Aruba, Curaçao, Sint Maarten, Kroatië en Montenegro een extreme krimp van 9 tot 15 procent geraamd. Vijf landen in de Nederlands-Belgische kiesgroep (Armenië, Bosnië en Herzegovina, Georgië, Moldavië en Noord-Macedonië) hebben IMF-financiering ontvangen om een sterke kapitaaluitstroom op te vangen”, aldus de auteurs. In opkomende markten en lage inkomenslanden zorgen toegenomen onzekerheid en terugvallende economische vooruitzichten voor een ‘flight to safety’-effect. Vanwege deze kapitaaluitstroom kunnen deze markten hun monetaire en budgettaire beleid niet effectief inzetten om de crisis te bestrijden - ,,Ze vechten met beide handen op de rug.” De crisis gaat gepaard met een opwaartse stroom van liquiditeit naar veilige activa en ontwikkelde economieën.
Om de resulterende financieringsbehoefte op te vangen stelt, aldus het artikel, het IMF 100 miljard dollar aan noodfinanciering beschikbaar, min of meer gelijk aan de 100 miljard dollar aan privaat kapitaal dat aan deze landen is onttrokken. ,,Daarnaast introduceerde het IMF een instrument voor preventieve liquiditeit en biedt het schuldverlichting aan de armste landen”, schrijven Doornbosch en Hanson. De verstrekking van IMF-noodliquiditeit loopt via twee faciliteiten, leggen zij uit. Het Rapid Financing Instrument (RFI) bedient alle leden, en de Rapid Credit Facility (RCF) is beschikbaar voor lage-inkomenslanden.
,,Bij reguliere IMF-programma’s gaat de financiering gepaard met een aanpassingsprogramma. Het IMF leent deviezen aan landen met een financieringstekort op de betalingsbalans, op voorwaarde dat deze landen maatregelen nemen om de oorzaak van het financieringstekort weg te werken.” De RCF en RFI kennen in de regel echter ‘geen conditionaliteit’ (géén voorwaarden dus, zoals Nederland wel nadrukkelijk stelt aan Curaçao, Aruba en Sint maarten, red.). ,,Noodliquiditeit uit de RCF en RFI wordt enkel verstrekt bij tijdelijke exogene schokken, en de aanname is dat dergelijke schokken ook een tijdelijk effect op de betalingsbalans hebben, waardoor structurele aanpassing niet noodzakelijk is.”
Het artikel van Doornbosch: ,,Een schuldhoudbaarheidsanalyse is wél een voorwaarde voor noodliquiditeit, omdat het IMF alleen kan lenen aan landen met houdbare schuld. Daarnaast committeren landen zich eraan dat ze de noodliquiditeit gebruiken voor het bestrijden van de crisis. Ze tekenen daarom een letter of intent met beleidscommitments, zoals het aannemen van een aanvullende begroting met hogere uitgaven aan zorg en sociale zekerheid.” De RCF en RFI bestaan uit een eenmalige uitkering, met een relatief lage maximumomvang. Deze was gemaximeerd op 50 procent van de quota per jaar, maar is nu tijdelijk verhoogd naar 100 procent. Dit betekent dat er ongeveer 100 miljard dollar aan financiering beschikbaar is.
Richard Doornbosch is plaatsvervangend bewindvoerder (‘alternate executive director’) van de kiesgroep, die sinds 2012 door Nederland en België samen binnen het IMF wordt gevormd. Nederland en België leveren om de vier jaar de bewindvoerder. Sinds 2016 is de Belg Anthony de Lannoy bewindvoerder en Doornbosch plaatsvervangend. Nu Nederland weer aan de beurt is, heeft de regering-Rutte een ander voorgedragen, namelijk prof. dr. Paul Hilbers, directeur Financiële Stabiliteit bij De Nederlandsche Bank (DNB). Doornbosch is kandidaat om de nieuwe president van de CBCS in Willemstad te worden.
Wilt u meer informatie? Neem een online abonnement op de krant.