Van een onzer verslaggeefsters
Willemstad - Oud-premier Gerrit Schotte (MFK) die conform het vonnis van vorige maand in eerste aanleg 1,8 miljoen gulden ‘wederrechtelijk heeft verkregen’ en dit daarom terug moet betalen, heeft hoger beroep aangetekend.
Dat laat de woordvoerder van het Openbaar Ministerie, Norman Serphos, tegenover deze krant weten.
Eind augustus werd door het gerecht bewezen geacht dat de voormalige minister-president ruim 1,8 miljoen gulden wederrechtelijk heeft verkregen. Om die reden moet dit bedrag hem worden ontnomen. Bij gebreke van volledige betaling hangt Schotte hechtenis van de duur van drie jaar boven het hoofd. In de ontnemingszaak van zijn partner, Cicely van der Dijs, werd de vordering tot ontneming afgewezen: het gerecht legt het voordeel van het ‘omkopingsdelict’ bij Schotte.
De ontnemingszaken volgden op de eerdere beslissingen van het Hof van Justitie in de strafzaken Babel die tegen de voormalige minister-president en zijn partner waren aangebracht. Schotte, die premier was van 2010 tot 2012 waarna zijn kabinet vroegtijdig viel, is onder meer veroordeeld voor ‘ambtelijke omkoping’, het ‘medeplegen van valsheid in geschrifte’ en het ‘medeplegen van witwassen’.
Van der Dijs werd ook veroordeeld voor medeplegen van witwassen. Het gerecht heeft onderzocht of zij wederrechtelijk voordeel hebben verkregen uit die of andere strafbare feiten waarvoor voldoende aanwijzingen bestaan dat zij die hebben gepleegd. Dat hier bij Schotte inderdaad sprake van is geweest, is door het gerecht vastgesteld.
Bij Schotte - momenteel Statenlid - werd in totaal een bedrag van 1.844.190,36 ontnomen. Een deel daarvan is het voordeel dat hij heeft genoten uit het omkopingsdelict waarvoor hij is veroordeeld. Het andere deel komt voort uit soortgelijke feiten als die waarvoor hij is veroordeeld.
Volgens het gerecht zijn er namelijk voldoende aanwijzingen dat hij zich nog een keer schuldig heeft gemaakt aan ambtelijke omkoping en/of witwassen. De verklaring die Schotte daarover heeft afgelegd, heeft het gerecht ‘niet aannemelijk’ geacht.
Wanneer het hoger beroep in de ontnemingszaak dient, is vooralsnog onbekend.