Van een onzer verslaggeefsters
Willemstad - De controle en handhaving van de regelgeving met betrekking tot de kleine en middelgrote bussen is met de staatkundige wijziging van 10 oktober 2010 sterk afgenomen.
Dat stelt de Sociaal Economische Raad (SER) in zijn advies over de gewijzigde tarieven van het personenverkeer. ,,Van effectief toezicht op naleving van de maximumtarieven is na 10-10-‘10 geen sprake meer.”
De SER constateert dat ook minder gecontroleerd wordt op het beschikken over een vergunning en een wettelijke aansprakelijkheidsverzekering, de gereden route en stopplaatsen, de gehanteerde tarieven, en de inrichting, het onderhoud en de zindelijkheid van de motorrijtuigen. Daarbij komt dat het ministerie van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning (VVRP) nog wel over de bestuursrechtelijke instrumenten beschikt om een vergunning in te trekken, maar geen toezichthoudende bevoegdheid meer heeft. ,,Hierdoor is het vrijwel ondoenlijk voor VVRP om te bepalen of vergunningen al of niet ingetrokken moeten worden”, aldus het adviesorgaan, dat van oordeel is dat de institutionele inbedding van de controle en handhaving van de regelgeving met betrekking tot de kleine en middelgrote bussen dusdanig herzien dient te worden dat er sprake is van effectief toezicht.
Het vaststellen van een maximumtarief met als doel het beschermen van de consument tegen te hoge prijzen is onder de huidige omstandigheden, zo stelt de SER, eveneens niet effectief gebleken. ,,Juist omdat de meeste reizigers behoren tot de groep van werkenden met lage inkomens, studenten en gepensioneerden, betekent een te hoge prijs een relatief hogere druk op hun inkomen.”
In deze niet effectief gereguleerde markt hebben vergunninghouders min of meer vrij spel gekregen, zo is de constatering van de SER. Niet alleen op het gebied van prijsstelling, maar ook op het gebied van het exploiteren van een verdienmodel met het beschikbaar stellen van de bussen aan hulpchauffeurs. ,,Omdat er slechts een beperkt aantal verplichtingen wordt gesteld aan vergunninghouders op het gebied van dienstverlening (geen verplichting wat betreft dienstregeling, stiptheid, routeaansluiting en dergelijke) is de uiteindelijke marktuitkomst voor de reiziger niet optimaal”, aldus de adviseur in het rapport.
De reiziger betaalt niet alleen een te hoge prijs, maar heeft ook te maken met betrekkelijk lange reis- en wachttijden; een reiziger die overwegend ook nog eens uitsluitend afhankelijk is van het openbaar vervoer, bij gebrek aan een aanvaardbaar en doeltreffend alternatief. ,,De SER acht deze situatie niet alleen vanuit een sociaal oogpunt ongewenst, daar het de deelname aan gezondheidszorg, overige voorzieningen en sociale activiteiten kan belemmeren. Ook vanuit economisch oogpunt acht de SER deze situatie ongewenst daar het mogelijkerwijs een verstorend effect kan hebben op de tijdige, betrouwbare en onbelemmerde toegang tot het onderwijs en de arbeidsmarkt. Daardoor kan de situatie een negatief effect hebben op de arbeidsproductiviteit en dientengevolge remmend werken op de economische groei.”