Minister Alcalá-Wallé in overleg met betrokken partijen.
Van een onzer verslaggevers
Willemstad - Als het nodig is wordt het vrije onderwijs na overleg met alle betrokkenen zoals de schoolbesturen, de vakbond, en de ouderverenigingen aangepast.
De aanpassing zal niet eenzijdig door de verantwoordelijke minister of de Raad van Ministers worden ingevoerd en zal niet voor het komende schooljaar maar voor het schooljaar 2018-2019 worden ingevoerd. Dat heeft PAR-minister Marilyn Alcalá-Wallé van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport tegenover deze krant verklaard. De bewindsvrouw verwacht dat het onderzoek van de Stichting Overheidsaccountantsbureau (Soab) naar het vrije onderwijs in september is afgerond. In het onderzoek worden ook enkele scholen betrokken. Het idee is om zo breed mogelijk onderzoek te doen naar de praktische uitvoering van het vrije onderwijs, zo heeft de minister uiteengezet. De bewindsvrouw is van mening dat uitgerekend de kinderen uit de sociaal zwakke milieus het kind van de rekening zijn geworden in het vrije onderwijs. ,,In wezen is het heel simpel. De overheid had bij wijze van spreken vroeger 100 gulden om te verdelen tussen vier kinderen uit arme gezinnen. Met de invoering van het vrije onderwijs wordt die 100 gulden nu tussen tien kinderen verdeeld. In die groep zitten zes kinderen van wie de ouders zelf wel de schoolboeken en dergelijke kunnen betalen en vier kinderen uit arme gezinnen. Door het vrije onderwijs voelen ouders zich niet meer geroepen om een bijdrage te leveren”, aldus de minister. ,,Een ander probleem is dat ouders zelf de werkboeken, laptops en bepaalde kleding voor bepaalde ambachten moeten aanschaffen. Het systeem is zogenaamd opgezet om de gelijkheid tussen schoolkinderen te bevorderen, maar het heeft alleen voor nog meer ongelijkheid gezorgd.”In het Soab-onderzoek naar het vrije onderwijs wordt ook de Stichting Studiefinanciering Curaçao (SSC) onderzocht, zo stelt de minister. SSC was in de beginjaren verantwoordelijk voor de uitvoering van het vrije onderwijs. ,,SSC is ondertussen uitgegroeid tot een autoriteit binnen een autoriteit”, zo meent Alcalá-Wallé. ,,De regering is belast met het beleid en de stichtingen die door de overheid zijn opgericht, moeten dat beleid in de praktijk uitvoeren. In het geval van SSC is het nu andersom; de stichting denkt beleid te moeten maken. Met de uitbreiding van de directie en het opstellen van functieprofielen voor directieleden door de Stichting Bureau Toezicht en Normering Overheidsentiteiten (SBTNO) hopen wij verandering in de organisatie te brengen. Er zijn in de directie twee leden die geen functieprofiel hebben.” Op pagina 2‘Ondoordacht en onverantwoord’